Alzheimer
mag wat opleveren
Onderzoek:
Integriteitskwesties
rond alzheimermedicijnen
Kluwen van belangen
Een
medicijn tegen alzheimer is de heilige graal voor de farmaceutische
industrie. De prominentste alzheimeronderzoeker van Nederland
vermengt zijn wetenschappelijke en commerciële werkzaamheden steeds
verder. ‘Dit is een heel kwetsbare constructie.’
Jet
Schouten en
Emiel
Woutersen beeld
Aart-Jan Venema
20
april 2022, verschenen in
nr
16 van de Groene
Amsterdammer
'Mijn
moeder had het. Mijn
broers. En nu ik. We hebben vier kinderen, die kunnen het ook
krijgen. Ik doe mee aan het onderzoek voor mijn kinderen.’ Theo
Arts (71) zal het tijdens het gesprek een aantal keer herhalen. We
zitten bij hem thuis in Veenendaal aan de keukentafel. Als hij even
stilvalt, of de juiste jaartallen niet kan vinden, vult zijn vrouw
Marian (67) hem geduldig aan. ‘Het besef kwam in 2013’, geeft ze
de aanzet. ‘Ja’, zegt Theo. ‘Ik was hoofd administratie bij een
softwarebedrijf en moest elke maand een lijvig rapport schrijven. Ik
ging er eens goed voor zitten en zag toen dat ik het rapport de dag
ervoor al had geschreven. Ik was het gewoon vergeten. Dat was een
enorme klap.’
Via
het lokale ziekenhuis komen ze terecht in het Alzheimercentrum
Amsterdam, waar relatief jonge alzheimerpatiënten worden behandeld.
Daar komen ze op consult bij professor Philip Scheltens, neuroloog en
oprichter van het Alzheimercentrum. Theo krijgt de diagnose
‘beginnende alzheimer’.
‘De
onzekerheid is het allerergst’, zegt Marian, ‘je weet gewoon niet
hoe snel de ziekte gaat verlopen.’ Zeker in het begin was de
frustratie bij Theo groot, hij had last van woedeaanvallen, maar nu
zijn ze goed op elkaar ingespeeld. ‘De dagelijkse dingen gaan nog
best goed’, zegt hij, ‘al ben ik heel snel moe in mijn hoofd.
Mijn hersenen moeten harder werken om de informatie te verwerken.’
Ze leven zo gezond mogelijk en wandelen veel, elke dag wel vijftien
kilometer, maar genezing van de ziekte is niet mogelijk. ‘Maar we
konden wel meedoen aan medicijnonderzoek’, zegt Marian. ‘Ik
dacht: dat ga ik doen’, vult Theo aan. ‘Voor mijn kinderen.’
In
2017 geven ze Theo op als proefpersoon in een studie naar het
medicijn Aducanumab, dat het verloop van alzheimer hopelijk kan
vertragen. Tussendoor moet hij wel een aantal maanden stoppen omdat
op de MRI-scans ernstige bijwerkingen te zien zijn: zwellingen
en een kleine bloeding in zijn hersenen. Die verdwijnen na een paar
maanden, waarna hij het medicijn weer kan krijgen. Ze hebben het idee
dat het middel werkt. ‘Hij ging minder hard achteruit dan toen hij
het niet kreeg’, zegt Marian. Bovendien halen ze veel energie uit
het meedoen met het onderzoek, het geeft het gevoel om zelf wat te
kunnen doen tegen een slopende ziekte. ‘En het is altijd heel
gezellig met de mensen daar’, zegt ze, ‘ze leven erg met ons mee,
echt een warm bad.’
Halverwege
2019 krijgen ze opeens het bericht dat het onderzoek wordt stopgezet,
de tussentijdse resultaten zijn niet goed genoeg. ‘Een enorme
tegenvaller’, zegt Marian. Maar na een pauze van anderhalf jaar, in
januari 2021, wordt het onderzoek toch weer voortgezet. ‘Iedereen
die eerder had meegedaan kon het medicijn weer krijgen’, zegt
Marian. ‘Ook de placebogroep kreeg Aducanumab in de allerhoogste
dosering. Als bonus.’
‘Het
werkt als een stofzuigertje in je hoofd’, zo omschrijft professor
Scheltens Aducanumab in juni 2021 bij televisieprogramma Op1.
Het medicijn, dat bepaalde eiwitten in de hersenen opruimt, is dan
net voorwaardelijk goedgekeurd in Amerika door toezichthoudende FDA.
Het goedkeuringsproces verliep op z’n zachtst gezegd
controversieel, de FDA besloot om het medicijn op de Amerikaanse
markt toe te laten tegen het uitdrukkelijke advies van tien van de
elf leden van het onafhankelijke wetenschappelijke panel in. Er loopt
momenteel een onderzoek naar de contacten tussen FDA-medewerkers en
werknemers van de eigenaar van het medicijn Biogen.
Het
medicijn bleek te weinig effect te hebben op het denkvermogen en
geheugen van de proefpersonen, luidde de kritiek. Tegelijkertijd had
meer dan de helft last van bijwerkingen als duizeligheid,
verwardheid, zwellingen en bloedingen in de hersenen en in sommige
gevallen epileptische aanvallen. In december vorig jaar besloot het
Europese medicijnagentschap EMA het middel daarom niet toe te laten
in Europa.
Toch
is Scheltens er nog steeds van overtuigd dat het werkingsmechanisme
van Aducanumab ‘de juiste weg voorwaarts’ is, zei hij onlangs op
een alzheimercongres. Scheltens geldt al decennia als een van de
belangrijkste onderzoekers van alzheimermedicijnen in Nederland. Als
neuroloog in het Amsterdam UMC is hij hoofdonderzoeker van
verschillende nieuwe medicijnen die qua werking lijken op Aducanumab.
Daarnaast is hij sinds 2020 ook medebestuurder in een netwerk
van private
equity-fondsen
die investeren in nieuwe, kansrijke medicijnen. Scheltens’
collega-bestuurders in dat netwerk geven ook leiding aan bv’s die
aandelen hebben in de farmabedrijven waarvan hij medicijnen vanuit
zijn universitaire aanstelling onderzoekt, blijkt uit onderzoek van
platform voor onderzoeksjournalistiek Investico voor De
Groene Amsterdammer en
Trouw.
Integriteitsexperts
noemen de constructies van Scheltens uiterst kwetsbaar. Maar
collega’s in het veld wijzen op een groter probleem: patiënten,
wetenschappers en overheden zien een medicijn tegen alzheimer om
begrijpelijke redenen als een van de belangrijkste farmaceutische
innovaties. De wereld zit erom te springen. Wie het eerste werkbare
medicijn kan patenteren loopt meer dan binnen. Voor
farma-investeerders is het de heilige graal, die steken miljarden in
de zoektocht en overheden tuigen 'public-private
partnerships'op.
Medisch-onderzoekers blijven telkens nieuwe experimenten opzetten,
gebaseerd op een vruchteloze theorie. Steeds meer wetenschappers zijn
kritisch: ‘Ik vraag me ondertussen af of het nog wel ethisch is om
zo onderzoek te doen onder patiënten.’
In
1906 gaf een Beierse arts een
lezing bij de 37ste vergadering van Zuidwest-Duitse psychiaters, met
als titel: Over
een eigenaardig ernstig ziekteproces van de cerebrale cortex. De
arts in kwestie was Aloïs Alzheimer. In de lezing beschrijft hij de
ziekte van Auguste Deter, een vrouw die rond haar vijftigste met
ernstig geheugenverlies, paranoïde gedrag en hallucinaties was
opgenomen in een ziekenhuis in Frankfurt. Alzheimer had haar daar
geobserveerd, en na haar dood in 1906 haar hersenen onder de
microscoop onderzocht.
Hij
zag veel afgestorven zenuwcellen en observeerde twee bijzondere
verschijnselen: eiwitafzettingen door het hele brein die hij
‘plaques’ noemde, en ‘kluwens van vezels’ die cellen kapot
maakten. Zijn collega’s waren matig enthousiast: Alzheimer kreeg
geen vragen na zijn presentatie, de aanwezigen waren meer
geïnteresseerd in de volgende lezing over compulsieve masturbatie.
In
de decennia daarna werd de diagnose ‘ziekte van Alzheimer’
eigenlijk alleen maar gebruikt voor vergelijkbare gevallen: patiënten
die op relatief jonge leeftijd aan ernstige dementie leden. Maar
gedurende de jaren tachtig werd steeds meer duidelijk dat de plaques
en kluwens die Alzheimer in zijn lezing beschreef ook voorkomen bij
oudere dementiepatiënten. De plaques worden gevormd door het eiwit
amyloïde bèta, een afwijkende vorm van het amyloïde-eiwit dat
gezonde mensen ook hebben. De eiwitten hopen zich op in de ruimte
tussen zenuwcellen in de hersenen en verstoren zo de communicatie. De
amyloïde-plaques spelen waarschijnlijk ook een rol bij het ontstaan
van de ‘kluwen’ die Alzheimer waarnam. Die worden gevormd door
weer een ander eiwit, dat tau wordt
genoemd, en zorgen uiteindelijk voor het afsterven van zenuwcellen en
alle cognitieve problemen die daarbij horen.
Hoe
meer amyloïde-plaques, hoe meer dementie, is dus de simpelste versie
van wat sinds begin jaren negentig de ‘amyloïde-hypothese’ heet.
Wie de amyloïde-plaques weet te verwijderen, of te vermijden dat ze
überhaupt worden gevormd, die zou de ziekte van Alzheimer kunnen
vertragen of zelfs genezen. Het probleem met die hypothese is echter
dat dit soort amyloïde-afzettingen ook voorkomen bij gezonde,
niet-demente mensen. Mensen met amyloïde in hun brein hebben wel een
grotere kans om alzheimer te ontwikkelen, maar ongeveer een derde van
de gezonde ouderen heeft het eiwit ook en merkt daar niets van.
Bovendien
heeft decennialang onderzoek naar medicijnen die amyloïde uit de
hersenen verwijderen nauwelijks iets opgeleverd voor de patiënt.
‘Aducanumab was de laatste in een lange serie medicijnen’, zegt
Marcel Olde Rikkert, hoogleraar geriatrie en directeur van het
Alzheimercentrum van het Radboudumc, over het in Amerika goedgekeurde
medicijn. Het middel slaagt er wel in om amyloïde op te ruimen, legt
Olde Rikkert uit, maar dat heeft vervolgens geen effect op het
denkvermogen en de geheugenproblemen van de patiënt. Bovendien zijn
de bijwerkingen substantieel, zegt hij.
Olde
Rikkert en zijn groep doen al sinds 2017 geen onderzoek meer naar
medicijnen die zich richten op het amyloïde-eiwit. ‘En ik heb
sindsdien geen enkele reden gehad om dat standpunt te herzien.’
Vorig jaar nog bleek uit een analyse van alle openbare studies naar
amyloïde-medicijnen, gepubliceerd in The
British Medical Journal, dat
geen van deze medicijnen een positief effect had op het denkvermogen
van proefpersonen, zowel bij beginnende als ernstige alzheimer. Toch
richten veel nieuwe medicijnen die ver in ontwikkeling zijn zich op
amyloïde. Geriater Olde Rikkert twijfelt of het nog wel ethisch is
om zo uitgebreid onderzoek onder proefpersonen te doen naar deze
middelen, zegt hij: ‘De kans op schade is zoveel groter dan op een
klinisch relevant effect.’
‘Ik
vind het een heel rare constructie om met je academische pet op
middelen te onderzoeken waar andere delen van het fonds aandelen in
hebben’
Maar
lang niet iedereen zegt amyloïde al vaarwel. ‘De goedkeuring van
Aducanumab in Amerika was echt een mijlpaal’, zegt Wiesje van der
Flier, wetenschappelijk directeur van het Alzheimercentrum Amsterdam.
‘Amyloïde heeft nog steeds de beste papieren, maar gelukkig wordt
er ook veel onderzoek gedaan naar andere mechanismen.’ De
goedkeuring van Aducanumab geeft ook veel patiënten de hoop, zegt
ze, dat er in de toekomst misschien iets uit te richten valt tegen
hun ongeneeslijke ziekte. ‘Ik vind dat patiënten die hoop
verdienen. En dan hoop ik maar dat het geen valse hoop is.’
Het
klopt dat veel van de eerdere medicijnen niet werkten, zegt Van der
Flier. ‘Maar die werden vaak op de verkeerde patiënten getest.’
Als iemand gevorderde alzheimer heeft, is de schade al aangericht en
heeft het geen zin meer om de amyloïde te verwijderen. Je moet dus
eerder beginnen, zegt ze, en deze medicijnen testen op patiënten die
wel amyloïde in hun brein hebben, maar nog geen dementie. Een ander
probleem, zegt ze, is dat er in de eerste studies ook proefpersonen
meededen die achteraf helemaal geen amyloïde bleken te hebben. ‘Dan
is het ook niet zo gek dat het medicijn geen effect heeft. Maar
gelukkig zijn we veel beter geworden in het aantonen van deze
eiwitten. Vroeger kon dat alleen nadat iemand was overleden.’
‘Maar
zo verschuift de definitie van alzheimer steeds verder’, werpt Pim
van Gool, neuroloog in het Amsterdam UMC, tegen. Eerder stelde men
die diagnose aan de hand van symptomen, legt hij uit. ‘Maar nu is
de aanwezigheid van amyloïde en tau al genoeg om iemand te
diagnosticeren met “preklinische alzheimer”.’ Het is alsof je
doelpalen opschuift omdat de spits steeds mis schiet, zegt hij: ‘Het
heeft iets circulairs. Als je het zo definieert, dan heb je inderdaad
een vorm van alzheimer als je die eiwitten in je hersenen hebt. Maar
veel mensen die dat hebben functioneren prima.’
‘Patiënten
kunnen bovendien enorm schrikken als de dokter zegt dat ze mogelijk
in het voorstadium van alzheimer zitten, terwijl ze nog slechts
lichte geheugenproblemen hebben’, zegt Edo Richard, hoogleraar
neurologie aan de Radboud Universiteit. ‘Ik vind dat we eerlijk
moeten zijn tegen patiënten en moeten vertellen dat de link tussen
eiwitten en alzheimer onduidelijk is.’ Door mensen steeds eerder
deze medicijnen te geven, zegt hij, creëer je bovendien een steeds
grotere markt van potentiële patiënten, van wie een aanzienlijk
deel ook zonder medicijnen nooit dementie zou ontwikkelen. ‘Het
vergroten van het marktaandeel komt de farmaceuten natuurlijk heel
goed uit.’
Dé
pleitbezorger van de amyloïde-hypothese in Nederland is ook
meteen de meest vooraanstaande alzheimeronderzoeker: Philip
Scheltens. Scheltens is oprichter van het Alzheimercentrum Amsterdam
in het Amsterdam UMC en initiator van het commerciële Brain Research
Center. In de jaren negentig maakte hij naam met onderzoek naar hoe
hersenverandering door alzheimer op een MRI-scan te meten is.
Voor- en tegenstanders van zijn onderzoeksmethoden zijn het erover
eens dat hij veel voor het alzheimeronderzoek heeft betekend. Buiten
de universiteit was Scheltens de voorman van het Deltaplan Dementie,
waarin de overheid tussen 2013 en 2020 alzheimeronderzoek in
Nederland voor 65 miljoen financierde. Verder is hij voorzitter van
de World Dementia Council, medisch adviseur in de Race Against
Dementia en Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw.
Vanuit
zijn hoogleraarschap in het Amsterdam UMC onderzocht en onderzoekt
Scheltens een waaier van medicijnen die de eiwitten in de hersenen
van proefpersonen moeten opruimen. Het onderzoek van Scheltens naar
amyloïde-opruimers wordt vaak door de producenten van de medicijnen
betaald. Uit onderzoek van Nieuwsuur bleek
vorig jaar al dat Scheltens zijn werkzaamheden voor de farmaceutische
industrie niet duidelijk had vermeld op zijn webpagina van het
Amsterdam UMC.
De
afgelopen jaren draagt Scheltens zijn onderzoekswerk geleidelijk over
aan anderen en neemt hij steeds meer taken op zich in de
farmaceutische industrie. Sinds 2020 werkt hij voor Life Sciences
Partners (LSP), dat in februari 2022 werd overgenomen en sindsdien
EQT Life Sciences heet. EQT is een private equity-fonds met
een budget van drie miljard om te investeren in biotech- en
farmabedrijven. Bij EQT is Scheltens hoofd van het Dementia
Fund dat een selectie maakt van ‘dementia opportunities’:
bedrijven die kansrijke medicijnen ontwikkelen.
Maar
Scheltens is nog steeds voor twintig procent als neuroloog in dienst
bij het Amsterdam UMC en daar beginnen de belangen door elkaar te
lopen, blijkt uit ons onderzoek. Vanuit zijn academische aanstelling
is hij hoofdonderzoeker van een studie naar een medicijn dat is
ontwikkeld door het Duitse farmabedrijf Vivoryon. Een andere tak van
investeringsfonds EQT heeft aandelen in datzelfde Vivoryon:
iets minder dan drie procent ter waarde van ongeveer zes miljoen
euro, blijkt uit informatie van toezichthouder AFM. De
bestuurders zijn allemaal collega-bestuurders van Scheltens in het
Dementia Fund. Een van hen is bovendien de oprichter van het fonds,
een ander is het hoofd van EQT Life Sciences als geheel.
Een
vergelijkbare constructie doet zich voor bij het bedrijf AC Immune.
Ook dat ontwikkelt een medicijn tegen alzheimer, waarvoor Scheltens
vanuit zijn aanstelling bij het Amsterdam UMC hoofdonderzoeker is. En
weer een andere EQT-tak heeft aandelen in AC Immune. In mei 2021
gaf Scheltens in een persbericht nog hoog op over het succes van dit
middel, en noemde hij het ‘mogelijk niet alleen een doorbraak in
alzheimertherapie, maar mogelijk ook onderdeel van een
preventiestrategie voor alzheimer’. In het persbericht van AC
Immune staat niet vermeld dat Scheltens werkt voor het
investeringsfonds. Een maand later was AC Immune het best presterende
bedrijf in de LSP-portefeuille, blijkt uit het
maandelijkse LSP-verslag.
‘Dit
is een kwetsbare constructie waar het aankomt op handel met
voorkennis’, zegt Arnoud Pijls, universitair hoofddocent
ondernemingsrecht aan de Erasmus Universiteit en specialist wat
betreft marktmisbruik. Er is geen bewijs dat er handel met voorkennis
heeft plaatsgevonden, maar aangezien dat een strafbaar feit is, moet
er volgens Pijls bij EQT heel grondig beleid zijn om het te
voorkomen. ‘Als bedrijven die worden geleid door zijn
collega-bestuurders aandelen hebben in medicijnen die hij onderzoekt,
mag hij bijvoorbeeld niet met hen over tussentijdse wetenschappelijke
resultaten van die medicijnen communiceren.’
‘Scheltens
mag inderdaad geen koersgevoelige informatie over de middelen die hij
onderzoekt delen met zijn collega’s die daarin aandelen hebben’,
bevestigt François Kristen, hoogleraar strafrecht aan de
Universiteit Utrecht. ‘Maar het ingewikkelde is dat hij
tegelijkertijd wel moet overleggen met die collega’s over kansrijke
middelen tegen dementie om in te investeren.’ Dat is immers het
doel van het dementiefonds waar hij bestuurder is. ‘Je ziet zulke
constructies wel vaker’, zegt Kristen, ‘een heel netwerk van
bv’s, met dezelfde groep personen als bestuurder. Als
buitenstaander is het dan heel moeilijk te controleren wie contact
heeft met wie en waarover. Je moet echt een barrière inbouwen om het
daar niet over te hebben, en dan is het nog de vraag hoe effectief
zo’n barrière is.’
Ook
in de wetenschappelijke artikelen die Philip Scheltens over
deze middelen publiceert, vermeldt hij niet dat andere bv’s binnen
het fonds waarvoor hij het grootste deel van zijn tijd werkt aandelen
hebben in de middelen die hij onderzoekt. De enige vermelding van
deze belangenverstrengeling die we vinden staat diep op een forum
over alzheimeronderzoek.
‘Ik
vind het een heel rare constructie om met je academische pet op
middelen te onderzoeken waar andere delen van dat fonds aandelen in
hebben’, zegt Rob van Eijbergen, hoogleraar integriteit aan de
Vrije Universiteit. Hij was al op de hoogte van de eerdere
controverse rondom Scheltens’ verschillende rollen, maar vindt deze
verstrengeling ‘nog extremer’ en ‘volstrekt onacceptabel’.
‘Dit
is zeker belangenverstrengeling’, zegt ook Frits Rosendaal,
epidemioloog en voorzitter van het College Wetenschappelijke
Integriteit van de Universiteit Leiden. Rosendaal is sowieso
sceptisch over het combineren van banen aan de universiteit en in het
bedrijfsleven. ‘Maar ook als je dat wel de juiste weg vindt, dan
had je deze belangenverstrengeling eenvoudig kunnen verhelpen. Als
hij voor dat fonds wil werken, had hij natuurlijk het
hoofdonderzoekerschap naar de middelen waar delen van dat fonds in
investeren moeten neerleggen.’
De
hunkering vanuit de samenleving naar een alzheimer-medicijn is zó
sterk dat een medicijn wordt toegelaten omdat er anders helemaal niks
is
De
raad van bestuur van het Amsterdam UMC laat in een reactie weten niet
op de hoogte te zijn van de investeringen van LSP-fondsen in de
middelen die Scheltens in het Amsterdam UMC onderzoekt. ‘Dat is ook
niet nodig’, schrijft de raad van bestuur, ‘aangezien professor
Scheltens heeft verklaard dat hij zelf niet bij die investeringen
betrokken is.’ Scheltens is volgens de raad van bestuur alle
afspraken nagekomen die hij met de universiteit over zijn
verschillende rollen had.
Investeringsfonds
EQT Life Sciences, dat tot voor kort LSP Life Sciences heette, stelt
in een reactie ‘adequaat beleid’ te hebben ten aanzien van
risico’s op handel met voorkennis en belangenconflicten. Met
Scheltens zou zijn afgesproken dat hij niet communiceert over
‘confidentiële informatie’ uit zijn wetenschappelijke werk.
Scheltens kon zijn werkzaamheden aan de universiteit niet in alle
gevallen stilleggen, ‘omdat stopzetten significante schade zal
opleveren voor de geneesmiddelen’.
Philip
Scheltens ging niet in op meerdere verzoeken tot een interview. In
een reactie laat hij weten dat hij op geen enkele manier invloed of
belang heeft bij de takken van EQT Life Sciences die aandelen hebben
in de middelen die hij als wetenschapper onderzoekt. Zijn
collega-bestuurders in het Dementia Fund zijn volgens hem niet
betrokken bij de investeringsstrategie. Zijn medicijnonderzoeken in
het Amsterdam UMC staan volgens hem volkomen los van zijn
werkzaamheden voor het fonds.
Ieder
nieuw medisch-wetenschappelijk onderzoek op proefpersonen
moet goedgekeurd worden door een medisch-ethische commissie, maar
zulke commissies letten nauwelijks op belangenverstrengeling van de
onderzoeker. Bovendien blijven zij onderzoek goedkeuren naar
medicijnen waar weinig positieve resultaten van terug te vinden zijn.
Dat bewijst ook een ander alzheimermiddel waar al decennia onderzoek
naar wordt gedaan, onder andere door Scheltens, maar dat na grote
kritiek van de markt werd gehaald en sinds vorig jaar, zónder
tussenkomst van Scheltens, weer opduikt.
Het
gaat om yoghurt. Souvenaid is een yoghurtdrank van Nutricia die zou
helpen tegen geheugenverlies voor patiënten met beginnende dementie.
Het product bevat een gepatenteerde combinatie van onder andere
omega-3 vetzuren, foliumzuur en verschillende vitaminen, die
verbindingen tussen hersencellen moeten bevorderen. Nutricia, dat
onderdeel is van voedingsconcern Danone, brengt het in 2013 op de
markt als ‘medische voeding’. De yoghurtdrank hoeft zo niet te
voldoen aan de strenge eisen die gelden voor een ‘medicijn’, maar
werd wel vergoed door de zorgverzekeraar, à vier euro per flesje.
Nutricia
financierde sinds 2000 verschillende studies om de werking van
Souvenaid te onderzoeken. Scheltens was eerder bij meerdere van de
studies hoofdonderzoeker. ‘Wij denken dat dit een nieuwe aanpak
voor mensen met vroege alzheimer biedt, een dieetaanpak’, zegt hij
in 2012. En: ‘Het is ook heel, heel lekker. In de smaken aardbei en
vanille.’
‘Geen
van die studies geeft bewijs dat de patiënten die de yoghurt drinken
beter functioneren’, zegt Carl Heneghan, epidemioloog aan de
Universiteit van Oxford en directeur van het Centre for
Evidence-Based Medicine, dat de wetenschappelijke onderbouwing van
farmaceutische studies onderzoekt. Heneghan analyseerde in 2017 de
beschikbare studies naar Souvenaid en vond geen bewijs voor een
positief effect van het drankje op het functioneren of gedrag van
proefpersonen.
In
2015 deed de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) onderzoek
naar Souvenaid en concludeerde de toezichthouder dat het niet voldoet
aan ‘medische voeding’. Beginnende alzheimerpatiënten hebben
geen andere voedingsbehoeften dan normale Nederlanders, was de
redenering. Nutricia kreeg een waarschuwing dat ze het etiket van het
drankje moest aanpassen. Na een tweede waarschuwing zes maanden later
koos het bedrijf eieren voor zijn geld en haalde het Souvenaid van de
Nederlandse markt.
Sinds
vorig jaar is Souvenaid weer terug. Nu als onderdeel van een groot
onderzoek naar de invloed van leefstijl op het denkvermogen van
ouderen, met ruim zes miljoen euro gefinancierd door de Nederlandse
Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). Souvenaid zou
volgens de website van het onderzoeksprogramma ‘medische voeding’
zijn, die ‘een positief effect heeft laten zien op de cognitie in
individuen met milde geheugenklachten, en ook een positief effect kan
hebben op cognitief normale individuen’. Nutricia is als
private-partner een van de financiers van het programma, en een
Nutricia-onderzoeker een van de leidinggevende onderzoekers.
‘Nutricia
toonde interesse om mee te doen en we hebben hun product toegevoegd’,
zegt Wiesje van der Flier, een van de leiders van het
leefstijlonderzoek. De studie onderzoekt een combinatie van
leefstijlfactoren, legt ze uit, dus is het onmogelijk om het effect
van één enkel aspect te isoleren. ‘We zullen nooit een effect van
Souvenaid alleen vinden.’
Geeft
dat Nutricia niet heel veel vrijheid om, mocht de studie een positief
effect laten zien, te claimen dat dit mede dankzij Souvenaid was?
‘Daar had ik nog niet zo over nagedacht’, zegt Van der Flier. ‘We
moeten goed opletten dat ze daar op een juiste manier over
berichten.’ Dat het drankje als medische voeding werd aangeprezen
op de onderzoekswebsite, terwijl dat van de NVWA niet mag,
wist Van der Flier niet. ‘Ik zal het checken.’
Danone/Nutricia
laat in een reactie weten dat het momenteel niet van plan is om
Souvenaid weer op de Nederlandse markt te brengen. Het bedrijf zegt
mee te doen aan het onderzoek ‘om beter te begrijpen hoe voeding
kan bijdragen aan het behoud van cognitieve gezondheid’ en te
voldoen aan alle richtlijnen van de
overheidsorganisatie NWO. NWO zegt op haar beurt niet
betrokken te zijn bij de keuze van bedrijven die zich bij het
consortium aansloten. Met de teksten op de website van het onderzoek
zegt NWO niets van doen te hebben, en het is ook ‘niet de
taak van NWO’ om te controleren hoe Nutricia over mogelijke
resultaten communiceert.
Zolang
Nutricia het drankje niet weer op de markt brengt, komt de NVWA niet
in actie, laat de toezichthouder in een reactie weten. Tot die tijd
‘mag iedereen alles schrijven over Souvenaid’, zegt de NVWA,
ook op de website van een door de overheid gesponsord onderzoek. ‘Dat
is vrijheid van meningsuiting.’
‘De
commerciële krachten in het alzheimerveld zijn
groter dan ooit’, zegt Carl Heneghan van de Universiteit van
Oxford. ‘Bedrijven realiseren zich dat universiteiten de ingang
zijn: al die studies worden gelegitimeerd doordat er academici aan
boord zijn.’ En die publiek-private samenwerking wordt door
universiteiten en overheid alleen maar aangemoedigd. Ondertussen is
de hunkering vanuit de samenleving naar een alzheimermedicijn zo
sterk dat een medicijn wordt toegelaten simpelweg omdat er anders
helemaal niks is. ‘Dementie is iets heel engs’, zegt Heneghan,
‘dus zijn beloftes om dementie tegen te gaan extra krachtig.’
‘Ik
hoop dat ik met dit nieuwe onderzoek minder achteruit ga’, zegt
Theo Arts aan de keukentafel in Veenendaal, ‘maar zelf kan ik dit
niet peilen. Ik doe mee voor mijn kinderen of anders wel voor mijn
kleinkinderen. Want het is een langdurig project, hè. Het is nou
eenmaal niet even een pilletje en opgelost. Helaas.’
In
een eerdere versie van dit stuk stond dat de Raad van Bestuur van de
VU een reactie gaf op de belangen van Scheltens. Dat is incorrect en
moest de Raad van Bestuur van het Amsterdam UMC zijn.
Dit
onderzoek kwam mede tot stand dankzij steun van het Fonds Bijzondere
Journalistieke Projecten, fondsbjp.nl
Note: Het houdt maar niet op, eerst de centen en dan de mens als proefdier en dan weer geld en dan geen resultaat en dan weer opnieuw proefpersonen ronselen. Alles met consent van de overheden Schaamteloos zelfverrijking van dit soort zgn wetenschappers en zgn artsen. Ik heb in de corona periode weer veel te vaak gelijk gekregen.... it's all for the money. En het ergste is dat ik al verpleegkundige nooit genoeg kan waarschuwen omdat men eerder een zgn arts gelooft.
Reden voor mij om dit, behalve delen op sociale media, ook nog eens hier te plaatsen.
Gavi Mensch 24-4-2022