.
Uit het archief van Trouw door Wybo Algra − 27/01/01,
Men hoeft geen wereldvreemde holist te zijn om toe te geven
dat voor de analyse van een medisch probleem een stethoscoop, een bloedmonster
en een scan vrijwel nooit voldoende zijn, maar dat ook zoiets als een gesprek
nodig is. Rudi van den Hoofdakker, bekend als dichter Rutger Kopland, houdt een
pleidooi voor empathie.
Zijn moeder was diep dement, vele jaren lang. ,,Tegen het
einde van haar leven boog ik me over haar bed en zei: 'Moeder, hier ben ik. Ik
ben het, Rudi'. Ze gaf geen kik. Toen kwam er een verpleegkundige binnen die
zei: 'Anna, hoe gaat het?' En er kwam een glimlach op het gezicht van mijn
moeder. Zelfs in dit allerlaatste stadium van haar ziekte deed het er alles toe
hoe je haar tegemoet trad.''
Rudi van den Hoofdakker (1934) ver strekte als biologisch
psychiater pillen, en diende elektroshocks toe. Maar, daar is hij ten diepste
van overtuigd, de menselijke geest is meer dan een ingewikkelde machinerie van
zenuwcellen en neurotransmitters. Eind november hield hij een lezing in het
Groningse Academiegebouw. Hij sprak daar over het belang van empathie in de
relatie tussen arts en patiënt. Empathie omschreef hij als het leren kennen van
de binnenwereld van de ander via de verbeelding. ,,Niks bijzonders dus.'' Want
hoe treurig is het niet als de ander je niet aanvoelt, als je merkt dat iemand
niet naar je luistert, kennelijk geen idee heeft wat je bezielt. Empathie, zei
Van den Hoofdakker, is gewoon 'medemenselijk', behoort tot de meest elementaire
voorwaarden van de samenleving..
Onlangs ontruimde Van den Hoofdakker zijn werkkamer in de
Groningse universiteitskliniek. Vijf jaar geleden hield hij al zijn
afscheidscollege als hoogleraar biologische psychiatrie. Nu moet hij
daadwerkelijk, in de meest letterlijke zin van het woord, plaatsmaken voor de
vernieuwers: het gebouw wordt gerenoveerd..
Thuis bij de hoogleraar in het landelijke Glimmen, net onder
Haren, anderhalve maand na de lezing. Hier woont Van den Hoofdakker sinds
veertig jaar. In zijn werkschuur, achter in de lichtjes besneeuwde tuin, liggen
stapels boeken op de rieten matten. De ronde gaskachel neemt het luidruchtig op
tegen de kou die binnenkomt door de vingerbrede kier boven de planken deur..
Met wat voor een gevoel doet hij dat: plaatsmaken voor de
vernieuwers? ,,Met voldoening, met hoop op vooruitgang. Maar ook met ergernis.
Dat laatste vanwege het biologisme, het protocollisme in de psychiatrie en
voorzover ik kan overzien in de hele geneeskunde. De verzakelijking, of
eigenlijk pseudo-verzakelijking. De meest zakelijke aanpak is een humane aanpak,
omdat die nu eenmaal het meest effectief is. Maar de integrale benadering, met
ruimte voor psychosociale aspecten, is alweer terrein aan het verliezen.''.
Bij de ontruiming van zijn werkkamer in Groningen liet hij
alles door zijn vingers gaan. De brieven, de lezingen, de overheadsheets. Hij
trof een stoffig fotokopietje aan van een artikel van de Amerikaanse psycholoog
Carl Rogers, die eind jaren vijftig in Nederland werd 'ontdekt' - juist in de
tijd dat Van den Hoofdakker zijn artsexamen deed. Het maakte weer iets bij hem
los, net als toen. ,,Echtheid, empathie. De getoonde poging je in de ander te
verplaatsen. Dat was volgens Rogers genoeg om therapeutische verandering op
gang te brengen.''.
Een relatie, een relatie met hem nog wel, als belangrijkste
voorwaarde voor een geslaagde therapie: dat maakte indruk op de kersverse arts.
In de praktijk pakte het ingewikkelder uit. Zijn eerste ervaringen als
psychotherapeut in wording deed Van den Hoofdakker op tijdens zijn diensttijd,
in het Herstel- en Oefen Centrum in Austerlitz. Jonge soldaten die het in het
leger niet meer uithielden, moest hij weer onder de wapenen zien te krijgen..
Sombere, boze en angstige jongeren, zo beschrijft hij ze,
die het in een aantal gevallen in de burgermaatschappij ook al niet makkelijk
hadden gehad. Ze vonden het knap vernederend dat ze in Austerlitz
terechtkwamen, dat ze het stigma van psychiatrisch patiënt kregen, en hadden
helemaal geen trek in persoonlijke verandering. Ze wilden alleen maar snel naar
huis, weg van het vijandige leger. Maar een enkele keer slaagde de jonge Van
den Hoofdakker erin een therapeutische relatie met zo'n vastgelopen soldaat op
te bouwen. Dat waren inspirerende ervaringen..
Na zijn diensttijd werkte hij enkele maanden in de praktijk
van huisarts jhr. Van Lidth de Jeude. Tijdens zijn artsenopleiding in het
academische ziekenhuis had hij alleen maar mensen met ernstige aandoeningen
gezien. Nu maakte hij kennis met patiënten die vage mengsels van lichamelijke
en psychische klachten hadden - patiënten waarop zijn opleiding hem totaal niet
had voorbereid. Dat gold trouwens net zo goed voor andere dokters. In de
praktijk leidde dat nogal eens tot zinloze pillen en vruchteloze adviezen.
Patiënten werden daar niet beter van, soms slechter; artsen voelden zich er
machteloos bij..
Maar juist in die tijd, begin jaren zestig, kwam de
huisartsgeneeskunde in beweging en Van Lidth de Jeude was hevig gegrepen door
het nieuwe elan. ,,Hij volgde zijn patiënten gedurende hun leven, kende de
raarste details. Hij wist dat ze een geschiedenis hadden die bepaalde waarom ze
op dit moment bij de huisarts kwamen. Dat was voor mij een volstrekt nieuwe benadering.''.
Van Lidth de Jeude troostte, bemoedigde en steunde de
ongelukkige en gefrustreerde mensen in zijn praktijk. En hij schreef een boek
waarin hij strategieën probeerde te formuleren om hierbij nuchter, respectvol
en geduldig te blijven: 'De huisarts in de maalstroom der emoties'. Het getypte
manuscript is een van de dierbare overblijfsels die Van den Hoofdakker in de
stapels in zijn Groningse werkkamer aantrof..
Dat was bijna veertig jaar geleden, voor de antipsychiatrie
van de jaren zeventig. ,,Het schoot door naar de andere kant'', zegt Van den
Hoofdakker daarover. ,,Je was zo'n beetje gestoord als je in deze maatschappij
niet gestoord raakte, vond men in die tijd. Maar in ieder geval werden
patiënten niet behandeld als defecte machines maar als mensen waarin je je
moest proberen te verdiepen. Dat geldt voor zowel de antipsychiatrie als voor
de volgelingen van Carl Rogers: ze waren gericht op de persoon van de patiënt,
op zijn of haar binnenwereld in de maatschappelijke context.''.
En nu, nu dreigt de slinger weer door te schieten naar het
andere uiterste. Laatst werd Van den Hoofdakker gebeld door een patiënt. ,,Ze
zei: ik ben bij een psychiater geweest en het enige wat hij gedaan heeft is me
een vragenlijstje voorleggen. Daarna heeft hij op grond van het aantal kruisjes
bepaald hoe depressief ik was, en me medicijnen voorgeschreven.''.
,,Dat starre, instrumentele medisch handelen op basis van
protocollen vind ik buitengewoon slecht. Protocollen zijn zogenaamd evidence
based, gebaseerd op bewezen behandelresultaten. Maar dergelijk onderzoek wordt
gedaan met streng geselecteerde patiëntengroepen. Dat zijn zelden de mensen die
je in de spreekkamer krijgt. Die zijn altijd jonger, of ouder. Of ze hebben een
hartkwaal waardoor ze een antidepressivum niet verdragen. En soms bedenk je dat
een patiënt beter zijn problemen onder ogen kan zien dan volgens protocol een
pil slikken. Daarvoor heeft het opstellen van die protocollen wél zin: om
behandelaars zich te laten afvragen waarom ze ervan afwijken.''.
Dat is niet de trend, vreest hij. De trend lijkt veeleer:
een paar vragen stellen, eens kijken wat de symptomen zijn. Die rangschikken
volgens een vastgestelde classificatie. En dan een pil. ,,Ik ben bang dat er
voor exploratie van de binnenwereld van de patiënt - wat hem beweegt, waarover
hij tobt - steeds minder plaats is. De aandacht gaat vooral uit naar de chemie
van het zenuwstelsel, naar de biologie van de geest, maar dan in zo'n schrale
vorm dat ik het pseudo-biologie noem. In de échte biologie wordt gedrag nooit
helemaal verklaard vanuit hersenprocessen. Gedrag is altijd de uitkomst van een
samenspel van interne processen in de hersenen én de omgeving waarin je
leeft.''.
Ook een groot deel van het succes van medisch handelen valt niet louter vanuit de biomedische wetenschap te verklaren, stelt hij. Er zijn vrijwel geen medische problemen waarbij psychosociale aspecten geen rol spelen, of het nu gaat om oorzaak, verloop, behandeling of preventie van ziekte. ,,Men hoeft geen wereldvreemde holist te zijn'', zei hij in Groningen, ,,om toe te geven dat voor de analyse van een medisch probleem een stethoscoop, een bloedmonster en een scan vrijwel nooit voldoende zijn, maar dat ook zoiets als een gesprek nodig is.'' Hij somt de voorwaarden op voor het onderkennen van die psychosociale aspecten: respect, warmte, echtheid, acceptatie - en empathie..
Wat verstaat hij precies onder empathie? ,,Empathie is een
manier om vast te stellen hoe iemand is, een neutrale techniek om te weten te
komen wat hem bezighoudt, wat hem bezielt. Het is niet zomaar kijken en
luisteren naar iemand. Het is waarnemen met de bedoeling de binnenwereld van de
ander te leren kennen, je tijdelijk in de ander verplaatsen. Daarbij hoort de
poging om bij de ander bevestigd te krijgen dat het je lukt. Waarbij je hoopt
dat diegene zegt: 'Dat is het, zo voel ik me, dat is precies wat ik bedoel'. En
bij een gebrek aan empathie voelt de ander zich niet begrepen, in de kou
staan.''.
Empathie is niet in de eerste plaats aardig zijn voor de
patiënt, benadrukt hij. Het is in essentie een wetenschappelijke activiteit,
bedoeld om feiten over de patiënt boven water te krijgen..
Hij is niet de eerste die de arts-patiënt relatie zo
essentieel vindt. Integendeel: zelfs artsen die kennelijk heel weinig interesse
hebben in de persoon van de patiënt waren het op dat punt altijd wel met hem
eens. Waarom dan toch deze versleten duit in dit oeroude zakje, zoals hij het
zelf verwoordt? Omdat de belangstelling in het medisch handelen nog altijd meer
uitgaat naar nieuwe bloedmonsters, nieuwe scans, nieuwe geneesmiddelen. Omdat
tegelijkertijd steeds duidelijker wordt dat een groot deel van het succes van
het medisch handelen staat of valt met een goede arts-patiëntrelatie..
Neem antidepressiva, zegt hij. Voor sommige patiënten is het
een zegen dat ze er zijn, daarvan is hij overtuigd. Maar dat ze werken, komt
niet alleen door het chemische stofje. Pillen tegen depressie blijken niet zo
heel veel effectiever dan een placebo, sinds in vergelijkend onderzoek
placebopillen met bijwerkingen worden gebruikt. Die bijwerkingen steunen de
patiënt in zijn geloof dat hij een chemische stof gebruikt die kennelijk werkt.
Antidepressiva, zegt Van den Hoofdakker, werken door een ingewikkeld samenspel
van allerlei factoren. De geloofwaardigheid van de onderliggende theorie: er is
iets mis in mijn hoofd en deze pil kan dat herstellen. Maar ook aandacht speelt
een rol, en vertrouwen in de dokter..
Hij leest enkele regels voor uit een mooie brief die hij een paar dagen eerder kreeg van een vroegere medewerkster. Midden jaren tachtig zette ze haar eerste schreden in de psychiatrie op Van den Hoofdakkers toenmalige afdeling. In die tijd merkte ze niets van onmenselijkheid en etikettenplakkerij, schrijft ze. Nu weet ze beter: 'We leven in een tijd waarin je een symposium over empathie moet organiseren om mensen van dergelijke basale kennis te doordringen.' Geërgerd haalt hij zijn schouders op. ,,Ja'', zegt hij. ,,Zo gaat het.''.
Zelf kreeg hij zeven jaar geleden een bypass, en twee jaar
geleden werd hij getroffen door een hartinfarct. ,,Ik ben nog steeds
hartpatiënt. Als zodanig kom ik mensen tegen van wie ik het gevoel heb dat ze
zich totaal niet voor me interesseren. Hun onverschilligheid verpakken ze soms
in goede manieren, soms zelfs dat niet eens. En soms gaat het heel anders. Kort
geleden werd ik twee keer snel achter elkaar opgenomen. De tweede keer zag een
verpleegkundige me weer en ze zei: 'Bent u hier nu al weer?' Met mededogen. Dat
deed me enorm goed. Het is een verademing, er daalt even een diepe rust in je
neer. Inderdaad, dacht ik. Zo voel ik me: daar ben ik alwéér. Je op die manier
herkend voelen, dat is empathie.''.
Zeker, er is een verband tussen empathie en poëzie. Ook een
gedicht kan dat sprakeloze gevoel van gekend worden oproepen. 'Dat is het, zo
voel ik me, dat is precies wat ik bedoel.' Maar het is niet hetzelfde. ,,Poëzie
kan mensen goeddoen'', zegt Van den Hoofdakker. ,,Het kan mensen een inzicht
verschaffen waar ze een tijdje naar hebben gezocht. Maar dat is geen
psychotherapie. Ik heb vele mensen behandeld tegen wie je echt niet kon zeggen
dat ze maar een gedichtje moesten lezen. Dat was nou net waar ze niet meer toe
in staat waren. Ze konden een gedicht niet meer tot zich laten doordringen,
niet meer genieten van mooie muziek.''.
Is de poëzie niet een therapeutisch wapen met zeer beperkte mogelijkheden? ,,Het is helemaal geen therapeutisch wapen. Van mijn gedichten wordt regelmatig gezegd dat ze therapeutisch zouden werken, dat ik er zelfs therapeutische bedoelingen mee zou hebben. Romantische kletskoek. Iemand die een echte therapie behoeft, wordt van een gedicht niet beter. Die heeft gewoon een therapeut nodig.''.
Die therapeut moet soms zelfs een pil kunnen geven, daar
gaat hem het niet om. Maar de fundamentele, empathische houding raakt
ondergeschoffeld door het pseudo-wetenschappelijke idee dat de arts alleen maar
hoeft te registreren, vast te stellen, te meten. ,,Als zijn vak daarmee
ophoudt, dan is dat een buitengewoon grote verarming.''.
Rutger Kopland.
Foto gemaakt door
mijn oude stadgenoot Vincent Menzel
.
Uit het archief van Trouw door Wybo Algra − 27/01/01,
http://www.nrc.nl/boeken/2012/07/15/lees-hier-een-interview-met-rutger-kopland-over-zijn-gedicht-tijd/
Rutger Kopland overleed op 11-7-2012.
15-7-2012
.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten