JULES DEELDER (70): DE INWENDIGE MENSCH
SPREEKT!
Door Wim de Jong
Hoera, Jules Deelder is maandag
70 geworden. Dat wordt deze hele week nog gevierd. Zo heeft de
nachtburgemeester morgen voor één dag ook overdag het gezag over de stad en
krijgt hij 's avonds van ambtgenoot Ahmed Aboutaleb een dinertje aangeboden. De
Buik (vandaag zelf 1 jaar geworden) interviewde de jarige dichter en icoon over
koken, eten, drinken, stappen, opgroeien en ouder worden in Rotterdam.
Mijn vroegste eetherinnering? Die heeft te maken met
rode kool en spinazie. Rode kool vond ik als kind geweldig, en nou nóg. Ja joh,
met een balletje gehakt en appelmoes, zó! Daar doe je me eigenlijk nog steeds
het meeste plezier mee. Ik zou het ook zeker als galgenmaal kiezen. Spinazie
noemden we koeienpoep, weet je wel, maar dat vond ik ook heel erg lekker.
Hutspot, ook te gek. Met witlof had ik vroeger wel weer moeite, maar dat is
later helemaal goedgekomen.
Uit eten gaan in de jaren
vijftig - joh, dat was wat. Als-ie een week naar de Ardennen ging, dan liep de hele
buurt uit bij wijze van spreken, en zo werd er ook tegen dineren in een
restaurant aangekeken. Maar mijn vader zat als vertegenwoordiger in de
vleeswaren en de conserven, die was wel een geziene figuur in de Zuid-Hollandse
horeca. Hij had als een van de weinigen zo vlak na de oorlog ook een wagen van
de zaak en daarmee reden wij regelmatig naar een van de eerste wegrestaurants
in Nederland, De Gouden Leeuw in Voorschoten. Die was ook toen al beroemd.
Daaruit is die hele Van der Valk-machine ontstaan.
'ROOKWORST, KOLERE, DAAR VREET IK ZO EEN HELE VAN OP'
Nóg een jeugdherinnering:
augurken! We
hadden thuis een depot beneden waarin mijn vader zijn handelsvoorraden
bewaarde. Rekken met worsten, teilen met levers erin, en ook van die grote
tienliterblikken augurken. Ik heb het nog steeds: dat als-ie in een augurk bijt
- dat bepaalde geluid dat je dan hoort en dat het móet hebben. Met rookworst
hebbie dat ook. Enige weerstand en dan knáts. Als dat niet gebeurt doordat zo’n
augurk of worst slap is, dan is het ook gelijk niet lekker meer. Rookworst,
kolere, daar vreet ik zo achter elkaar een hele van op. Een boterham met kaas
idem dito. Als het brood oké is en de kaas is oké dan zijn er weinig dingen die
daar tegenop kunnen.
Maar uiteindelijk gaat er weinig
boven koude witte bonen in tomatensaus. Dat heb ik toen ik in Londen woonde veel gegeten, als
ontbijt. Vaak had je gewoon niks anders te vreten. Ik heb ook in de bajes
gezeten daar, aten we grub - ‘Go get your grub boys!’. Cornish
pastry, dat hadden die Engelsen ook, maar verder?! Nou doen ze net alsof ze
alles van eten weten, maar als er een volk is dat er nooit ene kloot van heeft
geweten... Jóh pleurt op met je geverfde erwten!
Ik ben niet van het koken, maar
ik kan wel een perfect ei garen. Ik ben geen hobbykoker, nee, nee, nee, echt niet. In
de keuken rotzooien - nou nee, nooit gedaan. Annemarie kookt. Die is, ook als
er niks in huis is, in staat om iets lekkers neer te zetten. Eten als resultaat
van een of ander creatief proces? Ik kan het wel waarderen als iemand daar met
hart en ziel mee bezig is, absoluut. En ik mag gaarne van de resultaten
kennisnemen. Zolang het dus maar oprecht is. Want een zeker inflatoir effect
heeft het wel, al die aandacht voor dat eten. Het wordt tegenwoordig ook zo
overdreven hè. Al die rubrieken, de ene na de andere kok op televisie. Tsja.
Mijn favoriete restaurant is er
nog niet. Ik
zou zó graag willen dat er een eetcafé kwam dat De Hongerwinter heet. Dat zou
ik nou leuk vinden, weet je wel, te gek. Ik zweer het je dat ze er de deur gaan
platlopen, jatoch? Echt waar. Dan zet je weer wat recht in de geschiedenis ook,
en zet je hier en daar ook weer eens iemand op een ander been, haha. Hebbie in
één klap dat hele gezeik en dat overdreven gedoe rond eten ook niet meer nodig.
En de gemiddelde mens heeft toch eigenlijk ook de poen niet meer om, zeg, in
Parkheuvel te gaan dineren? Daar heeft de belastingdienst intussen wel een eind
aan gemaakt.
Die jongen van De Zwethheul, ja
bij hem heb ik ook wel eens heel lekker gegeten. Die Mario Ridder ja. Die
had allemaal dingetjes die je met een lepel kon eten. Lékker! En op zich is dat
heel Rotterdams, eten met alleeen een lepel, jatoch? Eten, joh, het is allemaal
prima voor een Rotterdammer, zo lang het maar geen tafelen wordt, en zeker niet
met mes en vork. In mijn gedichtencylcus Rotterdamse Kost wordt
daar wel mee afgerekend: Als-ie niet vreet/ga je dood/wist Opoe Herfst
/106/ al voor ze geboren werd/als-ie het wel doet ook/dient daar voor de goede
orde nog aan te worden toegevoegd. En zo komen we er wel: weer tien
nieuwe gedichten over Rotterdam, en ze gaan dit keer allemaal over eten - hoe
ik er tegenaan kijk, mijn mening.
'IK BEN GEEN FOLKLORISTISCH VERSCHIJNSEL'
Je haalt er maar uit wat je
eruit wil halen, maar ik wil er niet door als een soort folkloristisch
verschijnsel van Rotterdam worden weggezet. Dat gevaar is er toch altijd. Goed, je praat
Rotterdams, ja logisch, je praat de taal die om je heen wordt gesproken, maar
dat je nadrukkelijk wordt gezien als een Rotterdamse dichter, dat mot eruit,
weet je wel. Ik ben een Nederlandse dichter die uit Rotterdam komt. En dat er
hier een anders levensgevoel heerst dan elders in het land, oké, dat komt tot
uiting in die gedichten. Dat kennen ze natuurlijk zelf helemaal niet in
Amsterdam, want daar wonen geen Amsterdammers meer. Maarten Spanjer is de enige
Amsterdammer die ik nog ken, en de rest komt allemaal uit Tietjerksteradeel en
Dinxperlo met de kluiten nog achter de oren.
Drinken doe ik al honderd jaar
gin-tonic. Dat
doet ook iedereen ineens tegenwoordig. In een zaak [Ballroom, red.] in de Witte
de Withstraat hebben ze nu 51 soorten gin. Zo waait dat allemaal over de
wereld, en over een tijdje is het dan weer wat anders. Maar het is goed dat die
trends ook aan Rotterdam niet voorbijgaan. De stad is toch ook lang in zichzelf
gekeerd geweest:, zo van we houen vooral de ramen lekker dicht. Dat chauvinisme
ja, niet buiten de grenzen van de gemeente Rotterdam willen kijken. Met name op
Zuid is dat nog erg, bij die radicale Feyenoordkliek. Als er iets achterhaald
is, is dat het wel. Ze zijn niet kosmopolitisch weet je.
Geen kwaad woord verder over
Rotterdam, maar er wonen een hoop boeren hier. Je moet je ogen niet
sluiten voor de agrarische sector. Die vinden alles gek, doe maar gewoon dan
doe je al gek genoeg. Dat zou dan de belichaming van de Rotterdam-spirit moeten
wezen. Nou, die stelregel heeft ons juist jaren tegengehouden, absoluut. We
hebben een wereldhaven hier, maar dit is nog lang geen wereldstad. Er zijn een hoop
inwoners hier die niet omhoog willen worden gestoten in de vaart der volkeren,
maar liever thuis gaan zitten kankeren.
Ik heb er nooit een geheim van
gemaakt dat ik Rotterdammer ben. Maar dat wil niet zeggen dat ik mijn ogen in mijn zak
heb gehad. Ja, je moet Rotterdam zien als het middelpunt van het heelal, maar
het heelal is uiteindelijk wel altijd belangrijker dan het middelpunt; zo moet
je het ook zien. We kunnen niet een wereldhaven zijn en tegelijkertijd de deur
dichthouden als die wereld op bezoek komt. Dat heb ik altijd gezegd, maar het
is door gasten met een one track mind niet altijd begrepen. Nou ja, aan een
heel groot deel van de wereld is de relativiteitstheorie voorbijgegaan.
WP IS MEER VAN OWOOWOOWOOBLÔHWÔHWÔH
De eerste favoriete bar die ik
noem is Ari. Ja,
ik woon ernaast, en Ger [Koedam, red.] is een goede vriend van me. Daarom. De
overkant [het Westerpaviljoen, red.] daar kom ik nooit, het is daar meer van
owoowoowooblôhwôhwôh, ik ben er misschien drie keer in mijn leven geweest. In
Ari komt van alles. Van een hoop van die gasten hier wil je helemaal niet weten
hoe ze aan de kost komen, maar de bovenwereld kan niet zonder de onderwereld en
omgekeerd, en hier treffen ze elkaar. Zo moet het in een café ook zijn.
Sommigen hier komen van de Balkan, uit al die oorlogen die ze er hadden, maar
bij Ari zijn het wéreldgasten. Het maakt niet uit waar je vandaan komt, en als
je een klootzak bent word je eruit gepleurd. Dat is de enige regel die moet
gelden. Ger is ook geen kastelein, dat is meer een waard.
Goeie tweede is het Schouwtje. Ik realiseerde het me
laatst: godverdomme, daar kom ik al meer dan vijftig jaar, weet je wel. Maar
goed voor de stad dat er op de Witte de With ook een heel nieuwe lichting
horeca gekomen. Zouden er net als vroeger nog ideeën voor de stad worden
gesmeed in de kroegen, of staat iedereen er tegenwoordig echt alleen nog maar
voor eigen rekening op en neer te springen op van die kankerherrie? Want die
muziek van nu bevordert de onderlinge communicatie tussen mensen natuurlijk in
het gehéél niet, hè. Je ken de supermarkt al niet meer binnenlopen of je hoort
van dat bonkerdebonkerdebonk. Hoe zou Ted Langenbach eigenlijk tegenover eten
staan, denk je?
Als ik in de stad terugkom van
een optreden ga ik liever naar huis om daar het plaatje te draaien dat je in de
stad niet meer kunt horen. Goed dat het gebeurt, dat je van alles kunt gaan doen op de
Witte de Withstraat, maar ik hoef er zelf niet meer allemaal aan deel te nemen.
Daar kom je dus wel achter als je ouder wordt: dat je niet bang hoeft te zijn
dat je iets mist, want dat is gewoon echt het geval niet, haha. Op 18 december
bestaat Blue Note 75 jaar, dan ga ik dus wel weer een avondje Blue Note in
Dizzy draaien.
Tuurlijk eet ik regelmatig
buiten de deur, want, húp, je kan hierheen en je kan daarheen, overal! De keuze die je
tegenwoordig in de stad hebt. Ik kom regelmatig bij Sranang voor een broodje
kipkerrie op de Nieuwe Binnenweg, die hebben ook heel lekkere rôti, en pizza’s
halen doe ik ook. Al die eetculturen, dat is een enorme vooruitgang ten
opzichte van vroeger, en iedere Rotterdammer maakt er graag gebruik van.
Accepteer dan ook wat
gemakkelijker wat andere aspecten van al die verschillende culturen, zou je
zeggen. Maar
dat gebeurt dan helaas weer te weinig. Goed, dat is een kwestie van tijd. Er
is, mede door toedoen van de politiek, nog een groot deel van het Rotterdamse
volk dat bang is, maar onder de jongeren leeft die angst voor andere culturen
gelukkig niet meer, daar is het joh rot op met je geouwehoer. Ik ga die gasten
in het gemeentehuis morgen toespreken, ga ik toch effe zeggen dat het afgelopen
moet zijn met die bangmakerij van mensen. Dat ze onderhand worden uitgelachen
door de mensen in de stad, weet je wel.
Ik maak me geen illusies, maar
ik ben wel een optimist. Het gaat goed met Rotterdam, de stad is wat zelfbewuster
geworden en het gezamenlijke gevoel van trots dat er heerst nu is prettig. Ik
ken nota bene Rotterdamse Marokkanen die de schurft hebben aan Amsterdamse
Marokkanen - nou is dat integratie of niet, haha!
26 november 2014
Overgenomen met
toestemming van
Wim de Jong
Editor
De Buik van
Wim schrijft, doceert, presenteert en fotografeert. Hij werkt
als zelfstandig publicist voor onder andere de Volkskrant, Volkskrant Magazine
en Elle Eten.
Jules Deelder is voor mij als Dordtse van geboorte en met een voorliefde voor Rotterdam een heerlijke verschijning. Ik heb iets met de boute duidelijkheid van Jules en met zijn onverbloemd Rotterdammer zijn.
En ook alles wat ik leuk vind deel ik!
Deelder spreekt.... een theatershow....ga er voor zitten 45 minuten kijk en luisterfun
en wat onvervalste Deelder humor
Gavi Mensch
Nederland V.O.F.
7-12-2014
Geen opmerkingen:
Een reactie posten