Posts tonen met het label verademing. Alle posts tonen
Posts tonen met het label verademing. Alle posts tonen

zondag 7 december 2014

Over Jules Deelder....duidelijker hebbie ze nie

JULES DEELDER (70): DE INWENDIGE MENSCH SPREEKT!

Door Wim de Jong




Hoera, Jules Deelder is maandag 70 geworden. Dat wordt deze hele week nog gevierd. Zo heeft de nachtburgemeester morgen voor één dag ook overdag het gezag over de stad en krijgt hij 's avonds van ambtgenoot Ahmed Aboutaleb een dinertje aangeboden. De Buik (vandaag zelf 1 jaar geworden) interviewde de jarige dichter en icoon over koken, eten, drinken, stappen, opgroeien en ouder worden in Rotterdam.
Mijn vroegste eetherinnering? Die heeft te maken met rode kool en spinazie. Rode kool vond ik als kind geweldig, en nou nóg. Ja joh, met een balletje gehakt en appelmoes, zó! Daar doe je me eigenlijk nog steeds het meeste plezier mee. Ik zou het ook zeker als galgenmaal kiezen. Spinazie noemden we koeienpoep, weet je wel, maar dat vond ik ook heel erg lekker. Hutspot, ook te gek. Met witlof had ik vroeger wel weer moeite, maar dat is later helemaal goedgekomen.

Uit eten gaan in de jaren vijftig - joh, dat was wat. Als-ie een week naar de Ardennen ging, dan liep de hele buurt uit bij wijze van spreken, en zo werd er ook tegen dineren in een restaurant aangekeken. Maar mijn vader zat als vertegenwoordiger in de vleeswaren en de conserven, die was wel een geziene figuur in de Zuid-Hollandse horeca. Hij had als een van de weinigen zo vlak na de oorlog ook een wagen van de zaak en daarmee reden wij regelmatig naar een van de eerste wegrestaurants in Nederland, De Gouden Leeuw in Voorschoten. Die was ook toen al beroemd. Daaruit is die hele Van der Valk-machine ontstaan. 

'ROOKWORST, KOLERE, DAAR VREET IK ZO EEN HELE VAN OP'
Nóg een jeugdherinnering: augurken! We hadden thuis een depot beneden waarin mijn vader zijn handelsvoorraden bewaarde. Rekken met worsten, teilen met levers erin, en ook van die grote tienliterblikken augurken. Ik heb het nog steeds: dat als-ie in een augurk bijt - dat bepaalde geluid dat je dan hoort en dat het móet hebben. Met rookworst hebbie dat ook. Enige weerstand en dan knáts. Als dat niet gebeurt doordat zo’n augurk of worst slap is, dan is het ook gelijk niet lekker meer. Rookworst, kolere, daar vreet ik zo achter elkaar een hele van op. Een boterham met kaas idem dito. Als het brood oké is en de kaas is oké dan zijn er weinig dingen die daar tegenop kunnen.  

Maar uiteindelijk gaat er weinig boven koude witte bonen in tomatensaus. Dat heb ik toen ik in Londen woonde veel gegeten, als ontbijt. Vaak had je gewoon niks anders te vreten. Ik heb ook in de bajes gezeten daar, aten we grub - ‘Go get your grub boys!’. Cornish pastry, dat hadden die Engelsen ook, maar verder?! Nou doen ze net alsof ze alles van eten weten, maar als er een volk is dat er nooit ene kloot van heeft geweten... Jóh pleurt op met je geverfde erwten!

Ik ben niet van het koken, maar ik kan wel een perfect ei garen. Ik ben geen hobbykoker, nee, nee, nee, echt niet. In de keuken rotzooien - nou nee, nooit gedaan. Annemarie kookt. Die is, ook als er niks in huis is, in staat om iets lekkers neer te zetten. Eten als resultaat van een of ander creatief proces? Ik kan het wel waarderen als iemand daar met hart en ziel mee bezig is, absoluut. En ik mag gaarne van de resultaten kennisnemen. Zolang het dus maar oprecht is. Want een zeker inflatoir effect heeft het wel, al die aandacht voor dat eten. Het wordt tegenwoordig ook zo overdreven hè. Al die rubrieken, de ene na de andere kok op televisie. Tsja.

Mijn favoriete restaurant is er nog niet. Ik zou zó graag willen dat er een eetcafé kwam dat De Hongerwinter heet. Dat zou ik nou leuk vinden, weet je wel, te gek. Ik zweer het je dat ze er de deur gaan platlopen, jatoch? Echt waar. Dan zet je weer wat recht in de geschiedenis ook, en zet je hier en daar ook weer eens iemand op een ander been, haha. Hebbie in één klap dat hele gezeik en dat overdreven gedoe rond eten ook niet meer nodig. En de gemiddelde mens heeft toch eigenlijk ook de poen niet meer om, zeg, in Parkheuvel te gaan dineren? Daar heeft de belastingdienst intussen wel een eind aan gemaakt.

Die jongen van De Zwethheul, ja bij hem heb ik ook wel eens heel lekker gegeten. Die Mario Ridder ja. Die had allemaal dingetjes die je met een lepel kon eten. Lékker! En op zich is dat heel Rotterdams, eten met alleeen een lepel, jatoch? Eten, joh, het is allemaal prima voor een Rotterdammer, zo lang het maar geen tafelen wordt, en zeker niet met mes en vork. In mijn gedichtencylcus Rotterdamse Kost wordt daar wel mee afgerekend: Als-ie niet vreet/ga je dood/wist Opoe Herfst /106/ al voor ze geboren werd/als-ie het wel doet ook/dient daar voor de goede orde nog aan te worden toegevoegd. En zo komen we er wel: weer tien nieuwe gedichten over Rotterdam, en ze gaan dit keer allemaal over eten - hoe ik er tegenaan kijk, mijn mening. 


'IK BEN GEEN FOLKLORISTISCH VERSCHIJNSEL'
Je haalt er maar uit wat je eruit wil halen, maar ik wil er niet door als een soort folkloristisch verschijnsel van Rotterdam worden weggezet. Dat gevaar is er toch altijd. Goed, je praat Rotterdams, ja logisch, je praat de taal die om je heen wordt gesproken, maar dat je nadrukkelijk wordt gezien als een Rotterdamse dichter, dat mot eruit, weet je wel. Ik ben een Nederlandse dichter die uit Rotterdam komt. En dat er hier een anders levensgevoel heerst dan elders in het land, oké, dat komt tot uiting in die gedichten. Dat kennen ze natuurlijk zelf helemaal niet in Amsterdam, want daar wonen geen Amsterdammers meer. Maarten Spanjer is de enige Amsterdammer die ik nog ken, en de rest komt allemaal uit Tietjerksteradeel en Dinxperlo met de kluiten nog achter de oren. 

Drinken doe ik al honderd jaar gin-tonic. Dat doet ook iedereen ineens tegenwoordig. In een zaak [Ballroom, red.] in de Witte de Withstraat hebben ze nu 51 soorten gin. Zo waait dat allemaal over de wereld, en over een tijdje is het dan weer wat anders. Maar het is goed dat die trends ook aan Rotterdam niet voorbijgaan. De stad is toch ook lang in zichzelf gekeerd geweest:, zo van we houen vooral de ramen lekker dicht. Dat chauvinisme ja, niet buiten de grenzen van de gemeente Rotterdam willen kijken. Met name op Zuid is dat nog erg, bij die radicale Feyenoordkliek. Als er iets achterhaald is, is dat het wel. Ze zijn niet kosmopolitisch weet je. 



Geen kwaad woord verder over Rotterdam, maar er wonen een hoop boeren hier. Je moet je ogen niet sluiten voor de agrarische sector. Die vinden alles gek, doe maar gewoon dan doe je al gek genoeg. Dat zou dan de belichaming van de Rotterdam-spirit moeten wezen. Nou, die stelregel heeft ons juist jaren tegengehouden, absoluut. We hebben een wereldhaven hier, maar dit is nog lang geen wereldstad. Er zijn een hoop inwoners hier die niet omhoog willen worden gestoten in de vaart der volkeren, maar liever thuis gaan zitten kankeren.

Ik heb er nooit een geheim van gemaakt dat ik Rotterdammer ben. Maar dat wil niet zeggen dat ik mijn ogen in mijn zak heb gehad. Ja, je moet Rotterdam zien als het middelpunt van het heelal, maar het heelal is uiteindelijk wel altijd belangrijker dan het middelpunt; zo moet je het ook zien. We kunnen niet een wereldhaven zijn en tegelijkertijd de deur dichthouden als die wereld op bezoek komt. Dat heb ik altijd gezegd, maar het is door gasten met een one track mind niet altijd begrepen. Nou ja, aan een heel groot deel van de wereld is de relativiteitstheorie voorbijgegaan.

WP IS MEER VAN OWOOWOOWOOBLÔHWÔHWÔH
De eerste favoriete bar die ik noem is Ari. Ja, ik woon ernaast, en Ger [Koedam, red.] is een goede vriend van me. Daarom. De overkant [het Westerpaviljoen, red.] daar kom ik nooit, het is daar meer van owoowoowooblôhwôhwôh, ik ben er misschien drie keer in mijn leven geweest. In Ari komt van alles. Van een hoop van die gasten hier wil je helemaal niet weten hoe ze aan de kost komen, maar de bovenwereld kan niet zonder de onderwereld en omgekeerd, en hier treffen ze elkaar. Zo moet het in een café ook zijn. Sommigen hier komen van de Balkan, uit al die oorlogen die ze er hadden, maar bij Ari zijn het wéreldgasten. Het maakt niet uit waar je vandaan komt, en als je een klootzak bent word je eruit gepleurd. Dat is de enige regel die moet gelden. Ger is ook geen kastelein, dat is meer een waard. 
Goeie tweede is het Schouwtje. Ik realiseerde het me laatst: godverdomme, daar kom ik al meer dan vijftig jaar, weet je wel. Maar goed voor de stad dat er op de Witte de With ook een heel nieuwe lichting horeca gekomen. Zouden er net als vroeger nog ideeën voor de stad worden gesmeed in de kroegen, of staat iedereen er tegenwoordig echt alleen nog maar voor eigen rekening op en neer te springen op van die kankerherrie? Want die muziek van nu bevordert de onderlinge communicatie tussen mensen natuurlijk in het gehéél niet, hè. Je ken de supermarkt al niet meer binnenlopen of je hoort van dat bonkerdebonkerdebonk. Hoe zou Ted Langenbach eigenlijk tegenover eten staan, denk je? 


Als ik in de stad terugkom van een optreden ga ik liever naar huis om daar het plaatje te draaien dat je in de stad niet meer kunt horen. Goed dat het gebeurt, dat je van alles kunt gaan doen op de Witte de Withstraat, maar ik hoef er zelf niet meer allemaal aan deel te nemen. Daar kom je dus wel achter als je ouder wordt: dat je niet bang hoeft te zijn dat je iets mist, want dat is gewoon echt het geval niet, haha. Op 18 december bestaat Blue Note 75 jaar, dan ga ik dus wel weer een avondje Blue Note in Dizzy draaien.

Tuurlijk eet ik regelmatig buiten de deur, want, húp, je kan hierheen en je kan daarheen, overal! De keuze die je tegenwoordig in de stad hebt. Ik kom regelmatig bij Sranang voor een broodje kipkerrie op de Nieuwe Binnenweg, die hebben ook heel lekkere rôti, en pizza’s halen doe ik ook. Al die eetculturen, dat is een enorme vooruitgang ten opzichte van vroeger, en iedere Rotterdammer maakt er graag gebruik van. 

Accepteer dan ook wat gemakkelijker wat andere aspecten van al die verschillende culturen, zou je zeggen. Maar dat gebeurt dan helaas weer te weinig. Goed, dat is een kwestie van tijd. Er is, mede door toedoen van de politiek, nog een groot deel van het Rotterdamse volk dat bang is, maar onder de jongeren leeft die angst voor andere culturen gelukkig niet meer, daar is het joh rot op met je geouwehoer. Ik ga die gasten in het gemeentehuis morgen toespreken, ga ik toch effe zeggen dat het afgelopen moet zijn met die bangmakerij van mensen. Dat ze onderhand worden uitgelachen door de mensen in de stad, weet je wel. 

Ik maak me geen illusies, maar ik ben wel een optimist. Het gaat goed met Rotterdam, de stad is wat zelfbewuster geworden en het gezamenlijke gevoel van trots dat er heerst nu is prettig. Ik ken nota bene Rotterdamse Marokkanen die de schurft hebben aan Amsterdamse Marokkanen -  nou is dat integratie of niet, haha!







26 november 2014
Overgenomen met toestemming van
Wim de Jong
Editor
De Buik van

Wim schrijft, doceert, presenteert en fotografeert. Hij werkt als zelfstandig publicist voor onder andere de Volkskrant, Volkskrant Magazine en Elle Eten.


Jules Deelder is voor mij als Dordtse van geboorte en met een voorliefde voor Rotterdam een heerlijke verschijning. Ik heb iets met de boute duidelijkheid van Jules en met zijn onverbloemd Rotterdammer zijn.
En ook alles wat ik leuk vind deel ik!



Deelder spreekt.... een theatershow....ga er voor zitten 45 minuten kijk en luisterfun

en wat onvervalste Deelder humor




Gavi Mensch
Nederland V.O.F.
7-12-2014




maandag 8 september 2014

Saai kleurloos volk

Saai kleurloos volk.


Nederlanders zijn een saai kleurloos volk, creatievelingen zijn de uitzondering die de regel bevestigen. Neem nou onze woonplek. Ik heb de pech in Maastricht te wonen, prachtig stadscentrum overigens, kleurloze grauwe straten met veelal dichte luiken in alle straten.
Maar ook in andere steden zijn de buitenwijken grauw als Jezus zijn ondergoed.
Waarom toch? Wie heeft verzonnen dat een sober volk ook kleurloos moet zijn?

Als jonge senior wordt in beschuldigd van veel te veel vrolijkheid als ik een zeegroen vest draag met bijpassende oorbellen of nog erger een knetterrode winterjas met stoere rode laarzen en een paarse sjaal. Kleur is taboe. Iedereen schuifelt hier al rond in beige, grijs, zwart en bruin en het is nog niet eens winter.

Een fietstocht door de buiten wijken maakt dat ik me bij thuiskomst down voel. Op elkaar geplakte huizen waar de zon niet tussen mag komen de rijweg is slechts 1 auto breed. Bomen geven veel troep en worden dus buiten het stratengebied gehouden. Men poetst hier nog te graag. Een opkikker in de herfst is een voortuin vol dahlia's waar ik altijd even kleur moet drinken.

Willen we geen kleur? En waarom niet? Bij antieke panden kan ik me voorstellen dat men ze in de originele stijl wil houden en al het geverfde buitenwerk hetzelfde antiek blauw, antiek groen, antiek bruin of antiek wit is. Maar bij de rest van de huizen?
Men gooit onze soberheid op calvinisme maar dat is een rotexcuus voor onze oeverloze saaiheid. Calvijn had niets tegen kleur, stijve regenten uit die tijd hebben dat ervan gemaakt. Kleurigheid zou de politiek van dit land ongeloofwaardig maken. Onze steden mogen natuurlijk geen afspiegeling worden van onze multiculturele samenstelling. Grauw is goed genoeg.


Zouden we niet ongewoon vrolijk kunnen worden van dit? Waarom kan dit in Turkije, Spanje, Noorwegen, Zweden, California, Zuid Afrika, Canada, Mexico, Argentinië en Brazilië bijvoorbeeld wel......





















en in Nederland niet?





Misschien is dat ook de oorzaak van het eeuwig klagen over alles wat ook maar naar kleur ruikt: veel zon, regenbogen, huidskleuren, vrolijke winterkleding en buitenland. Vaak wordt dat een zooitje ongeregeld genoemd. We accepteren slechts overdadig veel oranje tijdens voetbalgektes en het  misbruik van rood, wit, blauw voor ultra-rechtse nationalisten.

Aanleiding voor dit blog was een goed bedoelde opmerking: [.....een straat met allemaal verschillende kleuren huizen is onrustig en niet mooi. ....] maar ik vind persoonlijk één gekleurd gebouw in Japan te weinig.  

En, voordat ik het vergeet, mijn zeegroene oorbellen leen ik met liefde uit!
Emoji




©Gavi Mensch
Maastricht, 8-9-2014
All rights reserved 2014



zaterdag 11 augustus 2012

Feminisme: Nog steeds actueel


.


De huidige generatie vrouwen maakt zich maar mondjesmaat sterk voor haar rechten. Hopelijk laten de hieronder geplaatste,  geschreven en gesproken,  interviews met míjn grote voorbeeld Saskia Poldervaart een licht schijnen op de niet aflatende strijd voor gelijke rechten. Het is ,helaas, nog steeds erg nodig.  


Opgedragen aan mijn kleindochter, mijn dochter, de andere dochters en vriendinnen, hun dochters en buurvrouwen en collega's en echtgenotes. Aan alle vrouwen waar dan ook.


Hieronder het interview met Jaap Stam in de Volkskrant  waarvan ik enkele voor mij belangrijke uitspraken heb onderstreept:

'Je bent nooit te oud om te demonstreren'

Door Jaap Stam, 25/07/09, 00:00
Ze was jarenlang een belangrijke schakel in feministisch Nederland. Vlak voor haar dood – ze heeft hersenkanker – maakt Saskia Poldervaart de balans op....
Saskia Poldervaart (63) heeft een leven lang actie gevoerd. Vanaf eind jaren zestig tot begin jaren tachtig stond ze zo’n beetje dagelijks op de barricaden. Voor de democratisering van het wetenschappelijk onderwijs, tegen de Vietnamoorlog of om bevrijdingsbewegingen in de derde wereld te steunen. En, bovenal, voor de rechten van vrouwen.
Ze ging de straat op, sloot zich aan bij actiecomités, zamelde dekens in voor het verzet in Angola, roerde zich in de vakbond, bezette gebouwen, richtte scholingsgroepen op en sprak menigten toe. Ze ging de deur niet uit zonder pamflet en handtekeningenlijst. De ene keer tegen de bombardementen op Hanoi, dan weer voor Baas in eigen buik. Als eerste nam ze haar kind mee naar het werk; de crèche had geen plaats. Op de Nijmeegse universiteit schrokken ze zich rot.
Vanaf 1980 manifesteerde ze zich meer op wetenschappelijk gebied. Het werd een zoektocht naar alternatieven voor het traditionele gezin. Het proefschrift Tegen conventioneel fatsoen en zekerheid – Het uitdagende feminisme van de utopisch socialisten, meer dan honderd wetenschappelijke artikelen en een paar boeken waren het resultaat.
Haar actiebereidheid bleef groot. Waar veel wapenbroeders en -zusters afhaakten of op zijn minst inbonden, bleef Poldervaart haar idealen trouw. Opgewekt, niet verbeten of gelijkhebberig, maar wel standvastig.
Aan de vooravond van haar dood – Poldervaart heeft hersenkanker – blikt ze terug.

Haardotje
‘Ik was op een verjaardagsfeestje in de Jordaan, januari 1970, waar een pamflet van Dolle Mina rondging. Daarin stond: ‘Waar is oprechter trouw dan tussen man en vrouw’ – je weet wel, van Vondel – en daar voegde Dolle Mina aan toe: ‘Maar wie haalt het haardotje uit de gootsteen? Vrouwen zijn de witte negers van de wereld.’ Een paar mannen werden verschrikkelijk boos. Hoe halen ze het in hun hoofd, die wijven? Progressieve, aardige mannen hadden het ineens over wijven. Ik begreep niets van die woede, het leek wel haat. Ik was meteen nieuwsgierig en dacht: morgen ga ik langs bij Dolle Mina. Als het zoveel agressie opwekt, is er kennelijk iets aan de hand met die mannen. Zo ben ik in het feminisme gerold.
Feminisme is voor mij dat je je verzet tegen alle vormen van hiërarchische verhoudingen. Ik heb moeite met het feminisme van Heleen Mees, die alleen oog heeft voor de man-vrouwverhouding. Zij vindt dat allochtone vrouwen bij witte vrouwen thuis de boel kunnen schoonmaken, want witte vrouwen moeten hogerop; ze zijn te belangrijk om dat ‘laagwaardige werk’ te doen. Allochtone vrouwen zijn kennelijk pas later aan de beurt.
 
Truttenblad
Dolle Mina was leuk, geestig en ondeugend. Bij Margriet drongen we met emmers en poetslappen binnen en zijn we ramen lappend door het gebouw getrokken. ‘Poetsen, poetsen, poetsen, poetsen, want dat vindt Margriet de belangrijkste taak van de vrouw’, riepen we. Wij vonden Margriet een vreselijk truttenblad, met zijn receptjes en huishoudelijke tips.
Aan veel demonstraties voor de legalisering van abortus heb ik meegedaan. Ik had zelf een traumatische abortus achter de rug. Ik was 19, net in Amsterdam, net een studie begonnen, daar kon ik geen kind bij hebben. Mijn vriendje zei: sorry, mijn probleem is het niet, en nam de benen. Ik ben wel vijf, zes artsen afgegaan. Allemaal zeiden ze: ik kan u niet helpen, dat is dan 35 gulden voor het consult.
Ik schaamde me rot. Net op eigen benen, ik zou het allemaal zelf gaan doen, ik die alles aankon. Ik voelde me zo ellendig, dat ik dood wilde. Ik at niet meer en bleef in bed liggen. Een tante heeft me naar een arts gebracht, die me verder heeft geholpen. Uiteindelijk is het gelukt op psychische gronden, en tamelijk legaal. Het was een hel. Ik dacht: dit mag niemand ooit nog overkomen.
Met Dolle Mina heb ik meegewerkt aan een brochure over vrouwenbesnijdenis. Heel bescheiden. Wij hadden geen idee dat het veel later zo’n topic zou worden. We beschreven het gruwelijke gebruik en zeiden: we moeten ons niet op de borst roffelen dat wij zo progressief zijn, want de clitoris wordt in de seksuele voorlichting doodgezwegen. Meisjes wisten niet eens dat ze een clitoris hadden.
Het lefgozerige van Dolle Mina vond ik geweldig. Hadden we een zaal besproken bij de universiteit, bleek die te klein, gingen we in een grotere zaal zitten. Dat deden we gewoon. Niemand hield ons tegen. Ik weet niet of we ervoor betaald hebben. Niet bang zijn, dat idee is een beetje weg.
Ik heb verschrikkelijk veel gelachen. Het beeld van kortgeknipte kenaus in roze tuinbroeken, daar klopt niks van. Het was de tijd van de minirok, die droeg ik. Ik ging graag extreem gekleed. Als puber droeg ik al wijde petticoats die stijf van het stijfsel stonden. Opvallende pakken en gekke hoedjes, glim en tijgerprint – ik ben er dol op. Ik provoceer graag. Als je op de universiteit met die eindeloze, saaie gangen geen affiches op de deur mag hangen vanwege brandgevaar, trek ik mijn zilveren astronautenpak aan.
De bh had ik afgezworen. Het bh-loze tijdperk werd uitgeroepen om vrouwen uit het keurslijf te bevrijden. Ik vond het heel prettig zonder. Ik had ’m ook niet zo heel hard nodig, zo zwaar ben ik niet. Sinds ik ziek ben, draag ik er weer een. Chemokuren zijn een enorme aanslag op je lijf.
Een vrouw van het Namibisch Bevrijdingsleger, die ik bij een lezing tegenkwam, zei: ‘Ik heb begrepen dat jullie feministen allemaal je bh weggooien. Wij moeten vaak rennen om te ontsnappen aan het Zuid-Afrikaanse leger, dan springen onze borsten op en neer, en dat doet pijn. Kun je die bh’s niet opsturen?’ Dat heb ik een paar jaar gedaan. Bij elke bijeenkomst zette ik een doos bij de deur met daarop: bh’s voor Namibië. Die zat vaak stampvol.
De jaren zestig en zeventig waren mijn mooiste jaren. Het leven straalde me tegemoet. Het bruiste, het gonsde, alles zou anders worden. Studentenbeweging, Dolle Mina, al die actiegroepen, it was in the air, we stonden aan het begin van een betere maatschappij! Ik woonde illegaal op Kattenburg – dat dat zomaar kon, een huis illegaal bewonen; het heette toen nog geen kraken.

Provoboot
Provo vond ik spannend, maar de manier waarop ze met meisjes omgingen, verafschuwde ik. Als je als meisje bij provo wilde, was het wel handig als je een paar nachten op de provoboot had geslapen. Daar had je weinig keus met wie je naar bed kon gaan. Als je op de boot was geweest, was je lid. Bij provo moest alles kunnen. Hoe meer seks, hoe progressiever je was.
Ik was van het vrolijke actievoeren. Ik heb nooit met stenen gegooid, ben nooit gearresteerd. Ik had zelfs moeite met het schreeuwen van leuzen. Ik was fanatiek, maar niet dogmatisch. Ik ben altijd bereid naar anderen te luisteren.
Aan de discussies over de vraag tot welke leeftijd jongetjes met hun moeder mee mochten naar het vrouwencafé, heb ik niet meegedaan. Vond ik allemaal onzin. Dat was het radicaal-feminisme. Ik ben nooit anti-man geweest.
Veel van mijn medestrijders staken over naar de Communistische Partij, de CPN. Ik niet. Mijn ouders waren communist. Bij ons thuis hing Stalin in de huiskamer aan de muur. Toen Chroesjtsjov hem in de ban had gedaan, verdween hij naar de gang. Ik ging met mijn moeder naar bijeenkomsten van de Nederlandse vrouwenbeweging van de CPN. Daar was je klapvee. Wilde je discussie, dan moest je niet bij de CPN zijn.
Bovendien: Marx was een naar burgermannetje. Hij heeft vreselijke dingen gezegd over vrouwen. Fabrieksarbeidsters verloren hun vrouwelijkheid, die waren onbeschaafd, daar kankerde hij verschrikkelijk op.
Ik heb een behoorlijke tik gehad van de inval van de Sovjet-Unie in Hongarije in 1956. Ik woonde in Schagen; wij waren zo’n beetje de enige communisten. Het zei mij niks, ik was 11. De dag dat de Hongaarse opstand werd neergeslagen, keerde het hele schoolplein zich tegen me. Ik werd geschopt, bespuugd en geslagen, en de onderwijzers staken geen poot uit. Ik begreep er niets van. Huilend kwam ik thuis. Ja kind, zei mijn moeder, wij zijn communist.
Het woord revolutie schrikt mij af. Dat associeer ik met geweld, de Grote Kladderadatsch. Dat speelde voortdurend bij de CPN: op een gegeven moment grijpen wij de macht. Ik geloof niet in één Grote Breuk. Dat is gevaarlijk. Ik geloof meer in kleine stappen, ook al wil ik best radicaal zijn.
Ik kan me nog steeds opwinden. Waar ik heel erg boos over ben – geschokt, mag je wel zeggen – is dat veel van mijn feministische collega’s een werkster hebben. Hebben we dan het huishoudelijke-arbeiddebat in de jaren zeventig voor niks gevoerd? Huishoudelijke arbeid is belangrijk, vonden we. En nu ze ineens meer geld hebben, hoeven ze hun eigen wc niet meer schoon te maken.
Daar heb ik heel wat dames op aangesproken. Dan zeggen ze dat ze geen tijd hebben om te poetsen, omdat ze zo’n belangrijke baan hebben. Vraag ik: betaal je jouw werkster hetzelfde uurloon als je zelf verdient? Dat vinden ze absurd. Door er hun neus voor op te halen en het slecht te betalen, maken ze van huishoudelijke arbeid weer onbelangrijk werk.
Als jij staat voor gelijkheid, moet je dat in praktijk brengen. Doe wat je preekt. Je moet niet hypocriet zijn. Ben je voor een beter milieu? Dan moet je geen auto rijden, of in elk geval zo weinig mogelijk. Ik zie dat gelijkgestemden dat laten schieten.

Plichtsgevoel
Wat ik ook raar vind, is dat veel van mijn vroegere vrienden niet naar de demonstraties tegen de oorlog in Irak zijn geweest. Het komt niet eens in ze op. Je bent nooit te oud om te demonstreren.
Daarin klinkt mijn jeugd door, denk ik. Als je iets ziet wat niet deugt, moet je je mond opentrekken. Dat plichtsgevoel hadden CPN’ers ook. In die zin had de CPN wel iets gereformeerds. Als een Marokkaan op de markt slecht wordt behandeld, zeg ik er iets van.
Het is nu onmiskenbaar veel beter voor vrouwen. Begin jaren zeventig ging bijna iedereen trouwen en verdwenen vrouwen in het huishouden. Abortus was illegaal, vrouwen verdienden 30 procent minder dan mannen voor hetzelfde werk. De vakbond was niet bereid daar iets tegen te doen, mannen waren de kostwinner, vrouwen moesten niet zeuren. Dat is een heel stuk rechtgetrokken, al krijgen vrouwen nog steeds niet hetzelfde betaald.
Er is nog veel te doen. Veel vrouwen hebben nog altijd de neiging te denken dat mannen het beter weten. Een mannelijke student is net terug van een conferentie in Rio de Janeiro. Honderden wetenschappers uit de hele wereld waren bijeen om te praten over mannenemancipatie. In Rio, dat toch te boek staat als stad van macho’s.
Voor het eerst in de geschiedenis vergaderde een internationaal gezelschap van 450 mannen en vrouwen vier dagen lang over de bijdrage die mannen en jongens kunnen leveren aan gelijke sekseverhoudingen. Als ik dat hoor, word ik helemaal blij.
Willen we prettiger met elkaar omgaan, dan zal dat van beide seksen moeten komen. Het lijkt mij geen leuke positie als je altijd de kostwinner moet zijn, het altijd beter moet weten, dat je altijd rationeel moet zijn. Als mannen dat een klein beetje loslaten, wordt het leven veel prettiger. Ook voor mannen.

Bestraling
Half februari kreeg ik te horen dat ik nog een half jaar te leven heb. Eind augustus is het afgelopen. Misschien worden het negen maanden. Het is onduidelijk of de chemo en bestraling zijn aangeslagen, maar de kanker in mijn hersenen gaat niet meer weg. Ik was een week van de kaart; toen heb ik besloten dat ik ga proberen lachend te sterven.
Het is wachten tot de hoofdpijn begint of dat ik duizelig word. Dat vind ik af en toe een naar idee, maar zolang het er nog niet is, geniet ik van alles. Ik ga naar boekpresentaties, ik heb met mijn kinderen in Egypte mijn pleegdochter bezocht, ik ben naar Oerol geweest. Ik moet wel voorzichtig zijn, ik kan niet al te lang meer lopen.
De laatste tijd besef ik eens temeer wat een bofkont ik ben. Ik krijg zo verschrikkelijk veel warmte en liefde – het is om te huilen. Ik krijg veel reacties van oud-studenten, dat ze zoveel aan me hebben gehad. De aandacht van mijn dochter, mijn zoon en mijn pleegdochter Zo hartverwarmend, dat ik denk: nu kan ik wel doodgaan. Het is goed geweest. Het leven is goed voor mij geweest.
Ik kreeg een brief van een oud-student die nu op het Franse platteland woont, daar zijn kippen voert en iets in de ict doet voor een bedrijf in Nederland. Dat hele utopia-idee, dat je moet leven naar je idealen, heeft ie van mij. Ik krijg een heleboel van die kaartjes. Ik heb mensen een optimistische kijk gegeven. Dat geeft me de troost dat ik niet voor niks heb geleefd.
Blijf nieuwsgierig en geef je idealen niet op. Wees bereid anderen te helpen, maar offer je niet op. Ik geloof niet in opoffering; je moet zelf een prettig leven leiden. Ik heb de man met wie ik samenwoonde – de vader van mijn kinderen – uit huis gezet, omdat ie te veel dronk. Ik was te veel mijn broeders hoeder geworden. Ik regelde alles voor hem. Dat wilde ik niet meer opbrengen.
Denk na over hoe je wilt leven; je moet niet alles vanzelfsprekend vinden. Besef dat er meer mogelijkheden zijn dan werken, consumeren en het kerngezin. Dat huisje- boompje- beestje-gedoe zonder iets sprankelends Misschien kies je er wél voor, prima, als je er maar over hebt nagedacht.
Als kind kreeg ik het benauwd van de vaste patronen – dat straatje, dat huisje, alles geregeld, om zes uur eten, het weinig vreugdevolle dat in een relatie kan sluipen. Ik dacht: er moet toch een andere vorm van leven zijn? Woest en meeslepend wilde ik leven. Daar moet ik nu wel een beetje om lachen. Maar ik heb het wel geprobeerd. Ik heb 21 jaar in een woongroep gewoond. Ook dat bleek uiteindelijk niet ideaal.

Actieagenda’s
Op het eind van een college meldde ik altijd wat er de komende week stond te gebeuren. Niet alleen acties en demonstraties, ook lezingen, discussiebijeenkomsten en vergaderingen. Vroeger hadden Vrij Nederland, De Groene en Opzij actieagenda’s. Die hebben ze niet meer, en nu lijkt het alsof er niks meer gebeurt. Maar er gebeurt van alles.
Mijn studenten hebben mij bij de les gehouden. Een student heeft me meegenomen naar een alternatief restaurant in een kraakbolwerk. We aten veganistisch, ik had er nog nooit van gehoord, maar ik zag er mijn eigen idealen terug – de belofte van verandering was tastbaar.
De kraakbeweging, de scene, zoals ze zichzelf noemde, was met een heleboel dingen tegelijk bezig. Met feminisme, anti-kernenergie, milieu, antimilitarisme, de multiculturele samenleving, antifascisme, politieke gevangenen... Ik heb veel lezingen in dat circuit gegeven.
Via de kraakbeweging belandde ik op de Pinksterlanddagen in Appelscha, waar de scene en anarchisten eens per jaar bij elkaar komen op een camping die al tachtig jaar wordt gerund door anarchisten. Ik ben geen anarchist, je kunt niet buiten de staat, er zijn regels nodig. Maar ik kom er graag, er hangt een geweldige sfeer, een hanekam in gerafelde kleren staat af te wassen naast een permanentje in bloemetjesjurk. Er wordt naar elkaar geluisterd, net als in die alternatieve cafés en restaurants. Er is ruimte om verschillend te denken.
Het geeft hoop dat een jongere generatie bezig is met idealen die ik ook heb. Zij koesteren, net als ik, het idee dat een betere wereld mogelijk is. Ik ga binnenkort dood. Maar zij gaan door.’


Het interview met AT5 : Saskia Poldervaart over de dood (Met excuses voor de eventuele reclame)


Saskia Poldervaart overleed op 21-2-2011
http://www.foliaweb.nl/medewerkers/uva-docent-en-dolle-mina-saskia-poldervaart-overleden/




©GaviMensch
Nederland BV, 11-8-2012




Update 1: Ik had wel wat commentaar verwacht, maar ik kon niet antwoorden op deze van Twitter, dus doe ik het maar zo, met beterschap voor Niels :

Niels Westerling@NiWe10:

@GaviMensch feminisme is als een kanker die net als racisme een land kapot maakt en mensen verdrukt! Dat is verleden tijd!

@GaviMensch Aandacht voor mannenidentiteit die niet bepaald en besmeurd wordt door vrouwen! Feminisme is gewoon haat & geweld!

@GaviMensch wordt hoog tijd dat we eindelijk eens aandacht gaan vragen voor mannenbelangen in de politiek! Dat is hard nodig!

@GaviMensch feminisme heeft NIETS te maken met emancipatie; ook dat is een ziekelijke misvatting. Jammer dat je zo vast zit!

@GaviMensch feminisme is compleet doorgeslagen en gewoon een vorm v racisme & haat van gefrustreerde vrouwen die mannen haten!

@GaviMensch moet afgelopen zijn met slachtoffertje spelen van vrouwen! Gelijke rechten is prima, maar valse agressie is fout!

@GaviMensch jij begint met absurde stellingen, dus dan kun je hem terug verwachten ja - ik hou me liever aan de waarheid!

@GaviMensch een typisch vrouwneantwoord, zal ik maar zeggen, om de belachelijkheid en het geweld van feminisme niet te snappen

@GaviMensch is dat je beste argument om seksistische agressie van vrouwen te rechtvaardigen?

@GaviMensch laten we hopen niemand, want feminisme is net zoiets disfunctioneels en kwalijks als religie en racisme! Dat is verleden tijd!