Zo zal het de volgende generaties onderduikers en oorlogs en uitsluitersvluchtelingen ook vergaan. Of dacht iemand dat de vluchtelingen kindjes uit oorlogsgebieden traumavrij zouden zijn?
*Onder het kopje Jom ha show op mijn website bij herinneringen deze lange column.
Ptss
Omdat mamma met mij vluchtte toen ik zestien dagen oud was. Tante Elsje, de buurvrouw kwam en zei dat ze nu weg moest. Nu. Volgens mamma lagen de kersepitten nog op de bordjes. Ze kreeg tijd om zes luiers bij elkaar te graaien en verder niets dan de kleren die ze aan had. Weg, met mij. Zestien adressen, of achttien dat weet ik niet meer. Eerst bij iemand die ook een baby had. Dan vielen die luiers niet zo op. Maar die mevrouw at zelf goed maar mamma kreeg niets. En ik aan de borst huilde niet veel. Toen bij iemand die leuk was maar te veel kletste. Weer weg. En weer weg. En weer weg. En ik kreeg niet genoeg moedermelk maar gaf geen kik. Zou mamma toen al gezegd hebben, flink zijn kind?
Hoe lang heeft het geduurd voor we in Ilpendam aankwamen? Ik weet het niet. Wel dat ik toen bijna uitgedroogd was door gebrek aan voeding. En dat ik vrijwel niet meer poepte. Dat het een tijdje duurde voordat ze een dokter vonden die te vertrouwen was. Mamma heette toen Aartje en haar persoonsbewijs was zogenaamd van iemand uit het gebombardeerde Rotterdam. Ik heette Humpie.
Ik weet dat alleen uit flarden verhalen.
Omdat die kennis wel in mij opgeslagen is, heb ik het af en toe flink benauwd.
Vooral vier en vijf mei. En bij alles wat op de ene of de andere manier aan de oorlog doet denken. Ik val dan stil. Ik keer terug in de bevroren tijd. Ik wil niet bewegen. Ik ben bang, maar ik voel het niet. Stil.
Wachten tot het over is.
De eerste drie jaar van je leven heb je een symbiotische verhouding met je moeder. Je voelt wat zij voelt. Zeggen ze.
Wat heeft zij gevoeld? Wanhoop, woede, verdriet, angst? Die gevoelens liggen bij mij op de bodem van mijn bevroren tijd. Blijf uit mijn buurt want de blinde woedeuitbarstingen liggen op de loer, de angst belet me de straat op te gaan.
Ik schreef ooit:
Hoe lang heeft het geduurd voor we in Ilpendam aankwamen? Ik weet het niet. Wel dat ik toen bijna uitgedroogd was door gebrek aan voeding. En dat ik vrijwel niet meer poepte. Dat het een tijdje duurde voordat ze een dokter vonden die te vertrouwen was. Mamma heette toen Aartje en haar persoonsbewijs was zogenaamd van iemand uit het gebombardeerde Rotterdam. Ik heette Humpie.
Ik weet dat alleen uit flarden verhalen.
Omdat die kennis wel in mij opgeslagen is, heb ik het af en toe flink benauwd.
Vooral vier en vijf mei. En bij alles wat op de ene of de andere manier aan de oorlog doet denken. Ik val dan stil. Ik keer terug in de bevroren tijd. Ik wil niet bewegen. Ik ben bang, maar ik voel het niet. Stil.
Wachten tot het over is.
De eerste drie jaar van je leven heb je een symbiotische verhouding met je moeder. Je voelt wat zij voelt. Zeggen ze.
Wat heeft zij gevoeld? Wanhoop, woede, verdriet, angst? Die gevoelens liggen bij mij op de bodem van mijn bevroren tijd. Blijf uit mijn buurt want de blinde woedeuitbarstingen liggen op de loer, de angst belet me de straat op te gaan.
Ik schreef ooit:
mei
twee warme dagen
en ik voel de helse woede
opgeblazen van niet uitgeblazen sissen
want het is over
veertig jaar voobij
hitler is een oude wolk geworden
maar nog altijd stormt en regent het in mij
twee warme dagen
en ik voel de helse woede
opgeblazen van niet uitgeblazen sissen
want het is over
veertig jaar voobij
hitler is een oude wolk geworden
maar nog altijd stormt en regent het in mij
Achter mijn dichte ogen marcheren de laarzen. Kan iedereen een verrader zijn. Kan er een mof komen die me te pletter slaat met mijn hoofd tegen de muur voor de ogen van mijn moeder. Of, nog erger, mamma bezwoer me dat ze mij dan, om me dat te besparen, zelf wel de nek omgedraaid had. Voelde ik dat ook als baby? Was ik daardoor ook bang van mijn flinke Mam?
Naar welke veiligheid verlang ik? Wat geeft me die stilte waar ik me in terugtrek? Oma en Ilpendam, het gras en de koeien, de slootjes en de westenwind. De hemelkoepel met de wolken en het land drijft op het water.
Ik ben nu geen machteloos babytje meer. Ik ben volwassen. Bijna vijfenzeventig. En toch heb ik bij tijd en wijle nog steeds te maken met die woordeloze benauwenis. Een machteloos bang kind zijn.
Dat is dus mijn ptss, post traumatisch stress syndroom. Mijn oorlogstrauma.
Naar welke veiligheid verlang ik? Wat geeft me die stilte waar ik me in terugtrek? Oma en Ilpendam, het gras en de koeien, de slootjes en de westenwind. De hemelkoepel met de wolken en het land drijft op het water.
Ik ben nu geen machteloos babytje meer. Ik ben volwassen. Bijna vijfenzeventig. En toch heb ik bij tijd en wijle nog steeds te maken met die woordeloze benauwenis. Een machteloos bang kind zijn.
Dat is dus mijn ptss, post traumatisch stress syndroom. Mijn oorlogstrauma.
Dit en meer op http://www.chawwawijnberg.nl/
Gavi Mensch
Nederland BV 23-4-2017