vrijdag 27 juli 2012

Gastcolumn Chawwa Wijnberg: Geld


Ik droom er van. Geld. Vreselijke schulden heb ik in mijn dromen. Ik moet naar mijn ouders om het uit te leggen. Dat ik zoveel geleend heb en dat ik niet terug naar huis kan...

Fantoomgeld. Zou ik ’s nachts de krant herschrijven? Ik maak nooit schulden, ik voel me wel heel vaak schuldig. Alsof ik de banken kan vertellen dat ze niet moeten speculeren en de bonussen moeten afschaffen.

Net als de schietpartijen waar ik ook niets aan kan veranderen. Hou toch op met die wapenhandel. Hou op met dat gruwelijke geweld. Ik kijk naar wat kinderen op tv zien. Geweld, lawaai. Ook in de cartoons. Geweld, achtervolgingen en lawaai.
Ik zie kinderen die veel te veel hebben. En kinderen die niet naar school kunnen en op een vuilnisbelt werken. En ik heb het niet, dat geld om al die mensen te eten te geven, geen geld om die kinderen naar school te laten gaan. Schuld.

Het ligt niet alleen maar aan de ouderdom dat ik deze wereld zo akelig vind.

Een verbroederend sportevenement zoals de Olympische Spelen wordt gesponsord door vetmakend eten, McDonald's, door een goede vriend van ons koningshuis, de biermagnaat Heineken, en de wapenindustrie schat ik als ik naar de belegering van Londen kijk. Vet, drank en kogels. Eigenaardig.


Sculpture by Chawwa Wijnberg

En de gigantische kosten van dat hardlopen, hoogspringen, tonnetje rollen en wat ze daar verder ook mogen doen, daar moeten we allemaal heel onsportief krom voor liggen.
M. heeft nog steeds geen boek om te vertalen. Want als we bezuinigen doen we dat op cultuur en wetenschap. Ook mijn schuld. Als het mijn schuld niet is, van wie dan?

Idealen en principes, we hadden ze ooit. Nu zijn ze geen cent waard. Toen ook niet trouwens, maar we genoten van ons grote gelijk en we streefden naar een beter leven voor Jan en alleman. En cultuur was toen iets begerenswaardigs.  Nu wordt dat uitgeleefd met zingprogramma’s van allerlei kleine en grote kinderen. Of een ordinair: Wie wil met plebejer wie uit. Pret voor het gepeupel. Platte pret. Ja, ik ben erg elitair. Moet je ook eens proberen, dat heeft wel wat.

Er was een tijd dat ik alle prijzen vergeleek met de prijs van een brood. Als een niet al te nodig artikel twintig broden zou kosten, zag ik er maar van af. Daar konden we weken van leven. Of mijn moeders stem die alles vertaalde in ijsjes. En dan zag je het voor je, veertig ijsjes, jemig wat veel. Dat aten we in een jaar nog niet.

Voor geld kun je gezond eten kopen. Of uit eten, waar ze zoveel spullen op je bord storten, dat je niet meer proeft wat het allemaal is. Kaas op vlees waarop een champignon waarop slierten van iets duurs en/of onbestemds. Zelfs op de traditionele bruine boterham met kaas moet allerlei gras met ei en daar de vriendjes weer van.

En het kost geld. Veel geld. Meer dan vier halfjes volkoren. Fantoomgeld.

En ik droom er van.


Chawwa Wijnberg
27-7-2008

© 2012 Chawwa Wijnberg. Alle rechten voorbehouden


woensdag 25 juli 2012

Gastcolumn Koos Dirkse: De zorg moet naar de dokter


In een middelgrote stad is er bij een woning een schoorsteenbrandje uitgebroken. Geen enorme fik, het zou bij wijze van spreken kunnen worden geblust met twee emmers water.
Nu bestaat het plaatselijke brandweerkorps voor een groot deel uit goed opgeleide managers. Heren in keurige streepjespakken met stropdas. De brandmelding was net binnen en de heren kwamen direct in actie. Meteen werd er een projectgroep gevormd om deze zaak goed aan te pakken. De projectgroep, ook alert, stelde gelijk twee werkgroepen in, want er diende toch op breed niveau te worden bekeken, hoe die brand moest worden geblust. Er werden wandborden vol geschreven met berekeningen betreffende het aantal spuitgasten die nodig waren, hoeveel wagens er naar toe moesten, wat de druk van het water was om te kunnen spuiten, hoe lang de slangen waren, enz enz. Geen eenvoudige klus.
Een extern ingehuurd bureau bracht tenslotte de uitslag en kwam met een gedegen rapport, dat van begin tot het eind werd bestudeerd. Na een evaluatie bleek, dat er voldoende mensen in dienst waren bij het korps, maar te weinig voor het uitvoerende werk. Het grootste deel van de brandweerlieden was wegbezuinigd. Hierdoor konden slechts enkele spuitgasten naar die brand, want er moest een deel achterblijven in de kazerne voor eventuele nieuwe calamiteiten. Dus ging er slechts 1 wagen op pad. Uiteraard zonder sirene. Dit in het kader van de privacy van de bewoners. Inmiddels stond de halve stad in lichterlaaie.
Een intern onderzoek heeft later uitgewezen, dat er een verkeerd beleid was gevoerd bij dat korps. De managers hadden er een grote puinhoop van gemaakt en moesten het veld ruimen. Naast het riante honorarium kregen ze uiteraard nog een buitenproportionele bonus mee. Je kunt mensen van dat niveau toch niet zo op straat zetten……
Het lijkt een onwerkelijk verhaal, maar zo gaat het nu al jaren in de zorgsector, met name de ziekenhuizen.
Zo’n dertig jaar geleden bestond een ziekenhuis uit merendeel verpleegkundigen, artsen, laboratoriumpersoneel, laboranten, enz enz. Deze zorgverleners voerden op eigen initiatief hun werk uit en dit voldeed uitstekend. Aan de top van het ziekenhuis hadden drie directeuren de leiding: een algemeen directeur, een medisch directeur en een directeur beheer. De zorg was betaalbaar. Er waren geen verrichtingen of opnames, die om een eigen bijdrage van de patiënt vroegen. Dit gold ook voor de gehele eerste lijnszorg. Alles werd betaald en geen eigen risico of eigen bijdrage. Had men kraamhulp nodig, dan kwam er 10 dagen kraamzorg, men kon zonder beperkingen naar de fysiotherapie en medicijnen werden volledig vergoed. Men merkte niet eens dat men zorgpremie betaalde.
In die tijd waren er (nog) geen Pc’s. Een administratieve dienst van een academisch ziekenhuis bestond uit circa 25 medewerkers, die nog te maken hadden met drie soorten verzekeringen: ziekenfonds, particulier en privépatiënten. Zij kregen de klus altijd geklaard!
Toen kwam de grote ommekeer. De directie van een ziekenhuis werd omgevormd door een Raad van Bestuur. Daaronder kwam een brede laag van directeuren (in het ziekenhuis waar ik werkte: 24 stuks). De administratieve dienst werd omgedoopt tot financieel-economische dienst, zo’n 160 medewerkers. Externe bureaus werden ingehuurd en men struikelde over de (externe) managers à minimaal 1.000 euro per dag (is gelijk aan circa 12 verpleegkundigen). Ik heb ziekenhuizen meegemaakt, die er minimaal 40 hadden rondlopen. Vaak wist de leiding niet eens meer dat ze waren ingehuurd.
De zorgsector wordt nog steeds gezien als melkkoe. Er gaan tientallen miljarden euro’s in om en men wil hiervan graag een graantje meepikken. Deze situatie is teveel doorgeslagen. Het is toch te gek voor woorden, dat een manager gaat uitmaken of en wanneer een patiënt behandeld wordt en die bepaalt of een operatie al dan niet wordt uitgevoerd. Ziekenhuizen kun je tegenwoordig vergelijken met garagebedrijven, waarin het medisch personeel voor monteurs mag spelen. Vindt men tijdens de werkzaamheden iets dat afwijkt, dan moet men eerst van hogerhand toestemming krijgen of dit ook gelijk ‘gerepareerd’ mag worden.
Dit zie je over de gehele sector. Zorgverzekeraars, die uitmaken waar een patiënt geholpen moet worden. Daarnaast geven zij aan welke ziekenhuizen moeten sluiten. Zij krijgen steeds meer macht binnen de zorg. Enorme organisaties, waar miljarden in omgaan. De zorg kent twee ontwikkelingen: de eerste is de kwaliteit van de zorg, die met sprongen vooruit gaat, te danken aan de medici, de medische onderzoekers, hulpafdelingen, etc. De tweede is de kosten. Dit wordt geregeld door het management en is niet meer in de hand te houden. De kosten vliegen de pan uit. Het valt mij op dat ditzelfde op andere gebieden ook gebeurt. Kijk naar de banken, zorgverzekeraars, het Europese gebeuren….. Het is wederom het management dat hiervoor verantwoordelijk is.
Iets waar ik me ook over verbaas is het feit van de cijfers betreffende de zorgkosten. Prachtige tabellen hoe de kosten zullen oplopen tot boven de 150 miljard in 2025. Daarnaast krijgt men getallen over de premies: de jaarlijkse zorgkosten/aantal afnemers. Dat moet worden opgebracht. Ik heb nog nooit iemand horen zeggen: zouden die kosten niet wat minder kunnen? Er wordt nu maar aangenomen dat dit vaststaande cijfers zijn. Afgelopen week las ik een artikel, dat de artsen de schuld zijn van de enorme toename van de kosten. Te zot voor woorden om dit te concluderen!
Het wordt hoog tijd voor de grote ommekeer. Meer handen aan het bed en terugdringen van het niet-medisch personeel. Administratief personeel moet weer worden gezien als ondersteuning van het medisch handelen en niet omgekeerd. En niet zoals enige tijd geleden uit een onderzoek bleek: gemiddeld zeven medewerkers per bed, waarvan 5 niet-medisch. En dan wordt er nota bene bezuinigd op de verpleegkundige die erbij staat……
Het wordt tijd dat de medici weer gaan uitmaken hoe een zorginstelling patienten moet behandelen.
De zorg moet (weer) naar de dokter!

Koos Dirkse (oud ziekenhuisdirecteur) All right reserved 2012
24/07/2012
.

donderdag 19 juli 2012

Briefje aan Bea

.

Beste Bea.


Nu we al 60 jaar landgenoten zijn en al enkele jaren tot de Omaclub behoren, vind ik dat het tijd is om je een briefje te schrijven. Met het respect dat moeders voor moeders, oma's voor oma's en vrouwen voor elkaar hebben.

In deze donkere dagen voor Kerst, ik heb het gevoel dat 'het' sinds vorig jaar nog niet opgeklaard is, moet ik via de pers vernemen dat je niet van plan bent om een stapje terug te doen, qua inkomen, en daar schrik ik van.

Al vele jaren moet ik (en met mij alle medelanders) een flinke afdracht doen voor je onderhoud en dat terwijl je al erg rijk bent. Ik vind dat elke dag vervelender worden.




Waar ik met je mee ga in zorg over kinderen en kleinkinderen, ga ik niet met je mee als je op deze manier als moeder en oma een voorbeeld wilt zijn.

Mijn kleindochter zit in de 'is van mij'-fase. Maar zij heeft nog een excuus, het hoort bij haar leeftijd. Zo kan ik haar corrigeren en leren dat ook dat wat van haar is, best uitgeleend kan worden. Van de boekjes die ze dubbel heeft leer ik haar er een weg geven aan een kindje die dat boekje nog niet heeft. De mini boodschappen van AH zijn ook verdeeld onder haar hele vriendenkring. Ze begrijpt nu al dat het leuker is om met zijn tweeën winkeltje te spelen; als ik geen plastic muntjes heb om mee te betalen, krijg ik die eerst van haar.

Maar ik geloof dat als wij, oma's, winkeltje spelen, ik jou niet eerst muntjes hoef te geven. Bovendien heb ik niets wat jij zou willen kopen en jij hebt echt niets dat ik zou willen hebben. Mijn vermogen om te delen is ook al niet te koop!

Binnenkort speelt mijn kleindochter geen AH winkeltje meer. Dan spelen kinderen voedselbankje! En ruilwinkel! Dan is die 800.000 die je  van ons allen jaarlijks krijgt een druppel op de gloeiende plaat. Nú zou het weigeren  van die uitkering nog zoden aan de dijk zetten, al was het alleen maar als voorbeeld voor het enorme bestand aan graaiers dat dit land rijk is; sluwe vogels die niet meer kijken naar mensen,maar alleen naar hoeveel ze hen opleveren. Ik begrijp dat we je een flinke aanvulling geven op je toch al florissante bezit. Ik heb daar, persoonlijk, moeite mee.

Als je rechten wilt zoals die van mee mogen praten over het landsbestuur, dan zul je je moeten houden aan de Balkenende norm. En zelfs die heb je niet nodig; je zou dat geld kunnen storten in het Bea Fonds Voedselbanken. Maar daar ga ik natuurlijk niet over.
Het past ons, Bea, jou en mij, als moeders en oma's om het goede voorbeeld te geven en aan te wakkeren. Om sociaal te zijn, empathisch en weldenkend.

Als je geen zin meer hebt om je vak als koningin uit te voeren dan kan ik daar wel inkomen. Het lijkt me geen leuk beroep. Stop er dan mee en help onze maatschappij om een presidente of president te kiezen. Waarschijnlijk niet zo heel erg veel goedkoper, maar wel democratischer, denk je ook niet?


Beste Bea, ik hoop dat je mijn suggesties opvolgt, dat is beter voor ons allemaal. Ik verwacht eigenlijk wel een antwoord maar begrijp dat zo'n reactie niet bij het salaris inbegrepen is.

Het ga je goed!

Met vriendelijke groet,

Tekening Siegfried Woldhek


©Gavi Mensch
Nederland BV, 19-7-2012



foto: dit onderschrift werd me opgedrongen door joost mag weten wie, maar vooruit, ere wie ere toekomt!
Copyright 2008-2012: Alle rechten voorbehouden aan de Huizen van Oranje en Nassau Bronvermelding StatCounter - Free Web Tracker and Counter
.


.

maandag 16 juli 2012

Rutger Kopland In de binnenwereld van de ander


.
Uit het archief van Trouw door Wybo Algra − 27/01/01,

Men hoeft geen wereldvreemde holist te zijn om toe te geven dat voor de analyse van een medisch probleem een stethoscoop, een bloedmonster en een scan vrijwel nooit voldoende zijn, maar dat ook zoiets als een gesprek nodig is. Rudi van den Hoofdakker, bekend als dichter Rutger Kopland, houdt een pleidooi voor empathie.

Zijn moeder was diep dement, vele jaren lang. ,,Tegen het einde van haar leven boog ik me over haar bed en zei: 'Moeder, hier ben ik. Ik ben het, Rudi'. Ze gaf geen kik. Toen kwam er een verpleegkundige binnen die zei: 'Anna, hoe gaat het?' En er kwam een glimlach op het gezicht van mijn moeder. Zelfs in dit allerlaatste stadium van haar ziekte deed het er alles toe hoe je haar tegemoet trad.'' 

Rudi van den Hoofdakker (1934) ver strekte als biologisch psychiater pillen, en diende elektroshocks toe. Maar, daar is hij ten diepste van overtuigd, de menselijke geest is meer dan een ingewikkelde machinerie van zenuwcellen en neurotransmitters. Eind november hield hij een lezing in het Groningse Academiegebouw. Hij sprak daar over het belang van empathie in de relatie tussen arts en patiënt. Empathie omschreef hij als het leren kennen van de binnenwereld van de ander via de verbeelding. ,,Niks bijzonders dus.'' Want hoe treurig is het niet als de ander je niet aanvoelt, als je merkt dat iemand niet naar je luistert, kennelijk geen idee heeft wat je bezielt. Empathie, zei Van den Hoofdakker, is gewoon 'medemenselijk', behoort tot de meest elementaire voorwaarden van de samenleving..

Onlangs ontruimde Van den Hoofdakker zijn werkkamer in de Groningse universiteitskliniek. Vijf jaar geleden hield hij al zijn afscheidscollege als hoogleraar biologische psychiatrie. Nu moet hij daadwerkelijk, in de meest letterlijke zin van het woord, plaatsmaken voor de vernieuwers: het gebouw wordt gerenoveerd..

Thuis bij de hoogleraar in het landelijke Glimmen, net onder Haren, anderhalve maand na de lezing. Hier woont Van den Hoofdakker sinds veertig jaar. In zijn werkschuur, achter in de lichtjes besneeuwde tuin, liggen stapels boeken op de rieten matten. De ronde gaskachel neemt het luidruchtig op tegen de kou die binnenkomt door de vingerbrede kier boven de planken deur..

Met wat voor een gevoel doet hij dat: plaatsmaken voor de vernieuwers? ,,Met voldoening, met hoop op vooruitgang. Maar ook met ergernis. Dat laatste vanwege het biologisme, het protocollisme in de psychiatrie en voorzover ik kan overzien in de hele geneeskunde. De verzakelijking, of eigenlijk pseudo-verzakelijking. De meest zakelijke aanpak is een humane aanpak, omdat die nu eenmaal het meest effectief is. Maar de integrale benadering, met ruimte voor psychosociale aspecten, is alweer terrein aan het verliezen.''.

Bij de ontruiming van zijn werkkamer in Groningen liet hij alles door zijn vingers gaan. De brieven, de lezingen, de overheadsheets. Hij trof een stoffig fotokopietje aan van een artikel van de Amerikaanse psycholoog Carl Rogers, die eind jaren vijftig in Nederland werd 'ontdekt' - juist in de tijd dat Van den Hoofdakker zijn artsexamen deed. Het maakte weer iets bij hem los, net als toen. ,,Echtheid, empathie. De getoonde poging je in de ander te verplaatsen. Dat was volgens Rogers genoeg om therapeutische verandering op gang te brengen.''.

Een relatie, een relatie met hem nog wel, als belangrijkste voorwaarde voor een geslaagde therapie: dat maakte indruk op de kersverse arts. In de praktijk pakte het ingewikkelder uit. Zijn eerste ervaringen als psychotherapeut in wording deed Van den Hoofdakker op tijdens zijn diensttijd, in het Herstel- en Oefen Centrum in Austerlitz. Jonge soldaten die het in het leger niet meer uithielden, moest hij weer onder de wapenen zien te krijgen..

Sombere, boze en angstige jongeren, zo beschrijft hij ze, die het in een aantal gevallen in de burgermaatschappij ook al niet makkelijk hadden gehad. Ze vonden het knap vernederend dat ze in Austerlitz terechtkwamen, dat ze het stigma van psychiatrisch patiënt kregen, en hadden helemaal geen trek in persoonlijke verandering. Ze wilden alleen maar snel naar huis, weg van het vijandige leger. Maar een enkele keer slaagde de jonge Van den Hoofdakker erin een therapeutische relatie met zo'n vastgelopen soldaat op te bouwen. Dat waren inspirerende ervaringen..

Na zijn diensttijd werkte hij enkele maanden in de praktijk van huisarts jhr. Van Lidth de Jeude. Tijdens zijn artsenopleiding in het academische ziekenhuis had hij alleen maar mensen met ernstige aandoeningen gezien. Nu maakte hij kennis met patiënten die vage mengsels van lichamelijke en psychische klachten hadden - patiënten waarop zijn opleiding hem totaal niet had voorbereid. Dat gold trouwens net zo goed voor andere dokters. In de praktijk leidde dat nogal eens tot zinloze pillen en vruchteloze adviezen. Patiënten werden daar niet beter van, soms slechter; artsen voelden zich er machteloos bij..

Maar juist in die tijd, begin jaren zestig, kwam de huisartsgeneeskunde in beweging en Van Lidth de Jeude was hevig gegrepen door het nieuwe elan. ,,Hij volgde zijn patiënten gedurende hun leven, kende de raarste details. Hij wist dat ze een geschiedenis hadden die bepaalde waarom ze op dit moment bij de huisarts kwamen. Dat was voor mij een volstrekt nieuwe benadering.''.

Van Lidth de Jeude troostte, bemoedigde en steunde de ongelukkige en gefrustreerde mensen in zijn praktijk. En hij schreef een boek waarin hij strategieën probeerde te formuleren om hierbij nuchter, respectvol en geduldig te blijven: 'De huisarts in de maalstroom der emoties'. Het getypte manuscript is een van de dierbare overblijfsels die Van den Hoofdakker in de stapels in zijn Groningse werkkamer aantrof..





Dat was bijna veertig jaar geleden, voor de antipsychiatrie van de jaren zeventig. ,,Het schoot door naar de andere kant'', zegt Van den Hoofdakker daarover. ,,Je was zo'n beetje gestoord als je in deze maatschappij niet gestoord raakte, vond men in die tijd. Maar in ieder geval werden patiënten niet behandeld als defecte machines maar als mensen waarin je je moest proberen te verdiepen. Dat geldt voor zowel de antipsychiatrie als voor de volgelingen van Carl Rogers: ze waren gericht op de persoon van de patiënt, op zijn of haar binnenwereld in de maatschappelijke context.''.

En nu, nu dreigt de slinger weer door te schieten naar het andere uiterste. Laatst werd Van den Hoofdakker gebeld door een patiënt. ,,Ze zei: ik ben bij een psychiater geweest en het enige wat hij gedaan heeft is me een vragenlijstje voorleggen. Daarna heeft hij op grond van het aantal kruisjes bepaald hoe depressief ik was, en me medicijnen voorgeschreven.''.

,,Dat starre, instrumentele medisch handelen op basis van protocollen vind ik buitengewoon slecht. Protocollen zijn zogenaamd evidence based, gebaseerd op bewezen behandelresultaten. Maar dergelijk onderzoek wordt gedaan met streng geselecteerde patiëntengroepen. Dat zijn zelden de mensen die je in de spreekkamer krijgt. Die zijn altijd jonger, of ouder. Of ze hebben een hartkwaal waardoor ze een antidepressivum niet verdragen. En soms bedenk je dat een patiënt beter zijn problemen onder ogen kan zien dan volgens protocol een pil slikken. Daarvoor heeft het opstellen van die protocollen wél zin: om behandelaars zich te laten afvragen waarom ze ervan afwijken.''.

Dat is niet de trend, vreest hij. De trend lijkt veeleer: een paar vragen stellen, eens kijken wat de symptomen zijn. Die rangschikken volgens een vastgestelde classificatie. En dan een pil. ,,Ik ben bang dat er voor exploratie van de binnenwereld van de patiënt - wat hem beweegt, waarover hij tobt - steeds minder plaats is. De aandacht gaat vooral uit naar de chemie van het zenuwstelsel, naar de biologie van de geest, maar dan in zo'n schrale vorm dat ik het pseudo-biologie noem. In de échte biologie wordt gedrag nooit helemaal verklaard vanuit hersenprocessen. Gedrag is altijd de uitkomst van een samenspel van interne processen in de hersenen én de omgeving waarin je leeft.''.

Ook een groot deel van het succes van medisch handelen valt niet louter vanuit de biomedische wetenschap te verklaren, stelt hij. Er zijn vrijwel geen medische problemen waarbij psychosociale aspecten geen rol spelen, of het nu gaat om oorzaak, verloop, behandeling of preventie van ziekte. ,,Men hoeft geen wereldvreemde holist te zijn'', zei hij in Groningen, ,,om toe te geven dat voor de analyse van een medisch probleem een stethoscoop, een bloedmonster en een scan vrijwel nooit voldoende zijn, maar dat ook zoiets als een gesprek nodig is.'' Hij somt de voorwaarden op voor het onderkennen van die psychosociale aspecten: respect, warmte, echtheid, acceptatie - en empathie..

Wat verstaat hij precies onder empathie? ,,Empathie is een manier om vast te stellen hoe iemand is, een neutrale techniek om te weten te komen wat hem bezighoudt, wat hem bezielt. Het is niet zomaar kijken en luisteren naar iemand. Het is waarnemen met de bedoeling de binnenwereld van de ander te leren kennen, je tijdelijk in de ander verplaatsen. Daarbij hoort de poging om bij de ander bevestigd te krijgen dat het je lukt. Waarbij je hoopt dat diegene zegt: 'Dat is het, zo voel ik me, dat is precies wat ik bedoel'. En bij een gebrek aan empathie voelt de ander zich niet begrepen, in de kou staan.''.

Empathie is niet in de eerste plaats aardig zijn voor de patiënt, benadrukt hij. Het is in essentie een wetenschappelijke activiteit, bedoeld om feiten over de patiënt boven water te krijgen..

Hij is niet de eerste die de arts-patiënt relatie zo essentieel vindt. Integendeel: zelfs artsen die kennelijk heel weinig interesse hebben in de persoon van de patiënt waren het op dat punt altijd wel met hem eens. Waarom dan toch deze versleten duit in dit oeroude zakje, zoals hij het zelf verwoordt? Omdat de belangstelling in het medisch handelen nog altijd meer uitgaat naar nieuwe bloedmonsters, nieuwe scans, nieuwe geneesmiddelen. Omdat tegelijkertijd steeds duidelijker wordt dat een groot deel van het succes van het medisch handelen staat of valt met een goede arts-patiëntrelatie..

Neem antidepressiva, zegt hij. Voor sommige patiënten is het een zegen dat ze er zijn, daarvan is hij overtuigd. Maar dat ze werken, komt niet alleen door het chemische stofje. Pillen tegen depressie blijken niet zo heel veel effectiever dan een placebo, sinds in vergelijkend onderzoek placebopillen met bijwerkingen worden gebruikt. Die bijwerkingen steunen de patiënt in zijn geloof dat hij een chemische stof gebruikt die kennelijk werkt. Antidepressiva, zegt Van den Hoofdakker, werken door een ingewikkeld samenspel van allerlei factoren. De geloofwaardigheid van de onderliggende theorie: er is iets mis in mijn hoofd en deze pil kan dat herstellen. Maar ook aandacht speelt een rol, en vertrouwen in de dokter..

Hij leest enkele regels voor uit een mooie brief die hij een paar dagen eerder kreeg van een vroegere medewerkster. Midden jaren tachtig zette ze haar eerste schreden in de psychiatrie op Van den Hoofdakkers toenmalige afdeling. In die tijd merkte ze niets van onmenselijkheid en etikettenplakkerij, schrijft ze. Nu weet ze beter: 'We leven in een tijd waarin je een symposium over empathie moet organiseren om mensen van dergelijke basale kennis te doordringen.' Geërgerd haalt hij zijn schouders op. ,,Ja'', zegt hij. ,,Zo gaat het.''.

Zelf kreeg hij zeven jaar geleden een bypass, en twee jaar geleden werd hij getroffen door een hartinfarct. ,,Ik ben nog steeds hartpatiënt. Als zodanig kom ik mensen tegen van wie ik het gevoel heb dat ze zich totaal niet voor me interesseren. Hun onverschilligheid verpakken ze soms in goede manieren, soms zelfs dat niet eens. En soms gaat het heel anders. Kort geleden werd ik twee keer snel achter elkaar opgenomen. De tweede keer zag een verpleegkundige me weer en ze zei: 'Bent u hier nu al weer?' Met mededogen. Dat deed me enorm goed. Het is een verademing, er daalt even een diepe rust in je neer. Inderdaad, dacht ik. Zo voel ik me: daar ben ik alwéér. Je op die manier herkend voelen, dat is empathie.''.

Zeker, er is een verband tussen empathie en poëzie. Ook een gedicht kan dat sprakeloze gevoel van gekend worden oproepen. 'Dat is het, zo voel ik me, dat is precies wat ik bedoel.' Maar het is niet hetzelfde. ,,Poëzie kan mensen goeddoen'', zegt Van den Hoofdakker. ,,Het kan mensen een inzicht verschaffen waar ze een tijdje naar hebben gezocht. Maar dat is geen psychotherapie. Ik heb vele mensen behandeld tegen wie je echt niet kon zeggen dat ze maar een gedichtje moesten lezen. Dat was nou net waar ze niet meer toe in staat waren. Ze konden een gedicht niet meer tot zich laten doordringen, niet meer genieten van mooie muziek.''.

Is de poëzie niet een therapeutisch wapen met zeer beperkte mogelijkheden? ,,Het is helemaal geen therapeutisch wapen. Van mijn gedichten wordt regelmatig gezegd dat ze therapeutisch zouden werken, dat ik er zelfs therapeutische bedoelingen mee zou hebben. Romantische kletskoek. Iemand die een echte therapie behoeft, wordt van een gedicht niet beter. Die heeft gewoon een therapeut nodig.''.

Die therapeut moet soms zelfs een pil kunnen geven, daar gaat hem het niet om. Maar de fundamentele, empathische houding raakt ondergeschoffeld door het pseudo-wetenschappelijke idee dat de arts alleen maar hoeft te registreren, vast te stellen, te meten. ,,Als zijn vak daarmee ophoudt, dan is dat een buitengewoon grote verarming.''.

Rutger Kopland.
Foto gemaakt door
 mijn oude stadgenoot Vincent Menzel
.



Uit het archief van Trouw door Wybo Algra − 27/01/01,


http://www.nrc.nl/boeken/2012/07/15/lees-hier-een-interview-met-rutger-kopland-over-zijn-gedicht-tijd/

http://www.gedichten.nl/schrijver/Rutger+Kopland


Rutger Kopland overleed op 11-7-2012.

Gavi Mensch
15-7-2012

.

zondag 8 juli 2012

Ergens op een vreemd fröbelblog



 Jaren geleden had ik een 'beste vriend', anesthesioloog in het ziekenhuis waar ik ooit werkte. Een man met een roeping, een brombeer die ook 'buiten dienst' zijn bed uitkwam voor zijn patiënten, die goud was voor zieke kinderen en zeer bedreven in het bestrijden van pijn.

De laatste jaren van zijn leven schreven we frequent, ik woonde in het buitenland en hij was ongeneeslijk ziek, hij had een inoperabele tumor. Vaak gingen onze brieven over oude ziekenhuisroddels, in de vorm van 'weet je nog.....'. Maar soms was de toon serieus en eenmaal schreef hij dat hij boos was over het gedrag van een collega. Hij zei dat sommige oudere anesthesisten iets opgelopen hadden, voornamelijk van de hoeveelheid gassen die ze als jonge anesthesiologen hadden ingeademd. Smalhout was zo iemand, zei hij. 

Waar we in het verleden plezier hadden gehad met de boekjes van Smalhout, bleek de toon te veranderen toen hij columns ging schrijven voor de Telegraaf. De combinatie Joods en Telegraaf vonden we bijzonder, Smalhout bleek het syndroom van het geplaagde jongetje te hebben. Ook bij mijn Joodse vrienden en kennissen bleek Smalhout niet geliefd, hij werd neergezet als haatdragend en racistisch. Persoonlijk vond ik het extra erg toen hij ook nog een lading verboden wapens in huis bleek te hebben. Waarom hij daar nooit voor veroordeeld is, is mij een raadsel. Het is niet te rijmen, de combinatie van wapens en arts.

Mijn  beste vriend overleed, veel te jong, nu zo'n 5 jaar geleden. Ik zou in deze tijden een spannende briefwisseling met hem hebben gehad.

Hoe ik daar nu zo opeens op kom?

Wel, een of andere ultranitwit noemt mijn naam in een vreemd fröbelblog samen met die van Smalhout en de Telegraaf. Niet iets waar ik vrolijk van word, noch Smalhout noch de blogfröbelaar behoren tot mijn menschenkring en de Telegraaf mag bij mij niet eens in de kattenbak.

De in mijn archief bewaarde column van Theo van Gogh, als reactie op de eveneens bewaarde column van Frits Abrahams moet een afdoend antwoord zijn verder.




@GaviMensch
Nederland BV, 8-7-2012

.