Hedy D'ancona over de staat van vrouwen en ouderen emancipatie.
Door Coen Verbraak
Zonder toestemming overgenomen uit de digitale NRC. Ik neem aan dat het ok is zolang ik maar reclame maak voor Coen Verbraak en de NRC
Ik denk
heel vaak: wat fantástisch dat ik er nog ben
Hedy d’Ancona
Oud-politica Hedy
d’Ancona werd 1 oktober tachtig. Een gesprek over relaties, populisme en
emancipatie. ’Er is nog zoveel niét gelukt.’
·
Coen
Verbraak
6 oktober
2017
Ja, Hedy
d’Ancona vindt het zelf ook een mijpaal. Tachtig worden. „Dat had ik ook met
vijftig. Dat gevoel van: nu stap ik definitief de tweede helft in. De
verjaardagen daartussen vielen wel mee. Maar met tachtig weet je: dit is echt
het allerlaatste stukje.” Niet dat het iets is om over te klagen. Ben je gék.
„Dan had ik maar eerder dood moeten gaan.”
Ze geniet nu meer van het leven dan
vroeger, zegt ze stralend. „Ik denk heel vaak: wat fantástisch dat ik er nog
bén. Dat ik nog een geliefde heb (kunstenaar Aat Veldhoen), en dat ik kan
werken.” En toch: „Ik hoef heus niet nog dertig jaar te leven. Laat staan
eeuwig. Echte bloemen zijn veel mooier dan kunstbloemen. Je geniet ervan, juist
omdat je weet dat er een einde aan hun houdbaarheid zit. Als ik die knappe
jonge kinderen op televisie zie vertellen over hun onderzoek naar hoe we heel
oud kunnen worden, dan denk ik: Nee, dankuwel.”
We zitten in haar huis aan de
Amstel en drinken thee uit Wedgwood-kopjes met Beatrix Potter-decoratie.
Daarnaast staat de boterkoek, op een etagère. Zelf gebakken? Ze schatert het
uit. „Ik? Welnee. Heel Holland bakt, behalve ik.” Maar denk nou niet dat ze
niet kan koken. „Dat doe ik nog bijna elke dag.”
|
Hedy d’Ancona: ‘Ik heb veel moeite met mensen die vinden dat hun mening onmogelijk gemist kan worden.’Foto Merlijn Doomernik |
Hedy
d’Ancona (Den Haag, 1 oktober 1937) zat voor de PvdA in de Eerste Kamer en het
Europees Parlement. In
het kabinet-Van Agt II (september ‘81 tot mei ‘82) was ze staatssecretaris van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Voor het
kabinet-Lubbers III (november ’89 tot augustus ’94) was ze minister van
Volksgezondheid, Welzijn en Cultuur.Onder dat kabinet trad in maart ’94 de Algemene wet
gelijke behandeling in werking.
Ze is
een boegbeeld van de tweede feministische golf. In 1968 richtte ze samen met
Joke Smit de feministische actiegroep Man Vrouw Maatschappij op. Met Wim Hora
Adema (1914-1998) begon ze vier jaar later het maandblad Opzij, waarvan ze in de beginjaren tot
1981 hoofdredactrice was.
In 2002
kreeg d’Ancona de Aletta Jacobsprijs, die om het jaar wordt uitgereikt aan een vrouw die een
bijzondere rol vervult op het gebied van emancipatie.
D’Ancona
heeft twee kinderen met
psychiater Guus de Boer, met wie ze getrouwd was. Nu is ze samen met
kunstschilder Aat Veldhoen (1934).
Wanneer ben je eigenlijk oud?
„Als je niet nieuwsgierig meer
bent. Als je geen zin meer hebt om de krant open te slaan. Dat heb ik juist nog
heel erg. Ik ben wel oud, maar ik heb altijd iets te doen. Ik zou graag nog
veel méér lezen dan ik nu doe. Ik zou eindelijk eens al die dozen met foto’s
willen ordenen. En ik zou willen leren drummen. Lijkt me zo leuk. Of op een
schrijfcursus gaan, kijken of ik korte verhalen kan schrijven.”
Maar ja, voor die dingen heeft ze
nu nog helemaal geen tijd. „Ik heb ook nog ’ns een man, hè. Aatje zegt weleens:
‘Het lijkt wel of ik met een stewardess getrouwd ben’.”
Het leven is mild voor haar
geweest. Dat beseft ze maar al te goed. Al was het eerste decennium van haar
leven – dat van de Tweede Wereldoorlog – „gruwelijk en ellendig”. „Ik ben echt
door de mazen van het net gezwommen.” Haar Joodse vader kwam aan het eind van
de oorlog om het leven, tijdens de transporten van de kampen terug naar
Duitsland. Hij werd maar 37 jaar. Ze realiseert zich regelmatig dat ze nu al
ruim twee keer zo oud is als hij werd. En haar moeder werd maar 65. „Ze heeft
het zwaar gehad. Twee keer weduwe geworden, in haar eentje vijf kinderen moeten
grootbrengen. Zij had zo graag willen studeren, maar dat zat er niet in. Voor
mij was dat allemaal gewoon. Ik heb verschillende relaties gehad. Altijd met
heel aardige, bewonderenswaardige mannen. Als je afscheid moest nemen, was dat
heel verdrietig. Zoiets ging gepaard met een diep gevoel van falen. Maar ik heb
met die mannen nog steeds goed contact. Dat is ook iets waar je heel blij mee
moet zijn. Ik had het heel romantisch gevonden om een heel leven met één man
door te brengen. Dat je uiteindelijk zo’n stokoud vogelpaar wordt. Maar zoals
het nu is, is het ook goed. Ondanks alle fouten die ik natuurlijk ook gemaakt
heb. Als je jong bent, ben je egocentrisch, wil je de ander veranderen. Ik ben
nu veel verstandiger in relaties.”
Dat is het rare aan het leven: op
het moment dat je er het meest van snapt, heb je er het minst aan.
„Ik heb er wel degelijk iets aan,
hoor. De heer Velthoen boft enorm met mij.” Ze heeft nooit fanatiek een
carrière nagestreefd, zegt ze. „Ik heb mijn talenten gebruikt. Wat erin zat, is
eruit gekomen. Maar ik heb nooit grote doelen nagejaagd. Het meeste is mij
overkomen.”
Is er toch een Handleiding voor het
Leven uit te destilleren?
„Dat denk ik niet. Hooguit dat het
stellen van doelen altijd leidt tot een teleurstellende discrepantie tussen wat
je wilt en wat je krijgt. Dat kan leiden tot grote ontevredenheid. Daar heb ik
dus geen last van. Ik ben nogal relativerend van aard. Dat ik belangrijke
posities had, heb ik nooit bijzonder gevonden. Ik ben altijd veel meer een
actievoerder dan een politicus geweest. Dan is het nooit klaar. Het gebeurt
weleens dat mensen op me af komen en me bedanken. ‘Fantastisch wat u gedaan
hebt voor vrouwen’. Dan denk ik: er is nog zoveel niét gelukt.”
Rijk worden is er ook niet van
gekomen. Zeker, ze woont in een prachtig huis. Maar dat kan alleen omdat ze dat
veertig jaar geleden heeft gekocht. „Ik zou het nu onmogelijk kunnen betalen.
Ik krijg weleens mensen op bezoek die geld proberen binnen te halen voor een of
ander doel. Die denken dat ik in rijke kringen verkeer. Niets is minder waar.
Ik ken vooral armoedzaaiers. Dan zeg ik: Je kunt veel beter naar Neelie gaan’.”
Meiden van
begin twintig voeren nu actie voor het recht om in de publieke ruimte met rust
gelaten te worden.
Het was in elk geval een leven vol
idealen. Een halve eeuw geleden richtte D’Ancona samen met Joke Smit Man Vrouw
Maatschappij op, bedoeld om de maatschappelijke achterstand van vrouwen aan te
pakken. Tegenwoordig hoor je in Den Haag vrijwel niemand meer over emancipatie.
Tot haar grote spijt. „Het politieke debat speelt zich veel meer af op andere
thema’s: veiligheid, vluchtelingen. Electorale onderwerpen. Daar hoort de
vrouwenemancipatie niet bij. Dat is namelijk een beweging die totaal niet
populistisch is. Het is opvallend dat de generatie na ons – die van mijn
dochter – iets had van: jullie hebben het allemaal wel prima geregeld. De wet
gelijke behandeling, abortus, werken buitenshuis… dat zijn allemaal geen
twistpunten meer. Het leuke is dat de generatie daaronder weer wél van zich
doet spreken. Meiden van begin twintig voeren nu actie voor het recht om in de
publieke ruimte met rust gelaten te worden, en niet in hun billen geknepen te
worden. Over eerlijke verdeling van huishoudelijk werk hoor je ze niet. Ze zijn
pas twintig, dus ze komen er nog wel achter dat dat niet gelukt is.”
Ja, daar kan ze zich echt nog boos
over maken. „Wij dachten destijds: we moeten eerst de ongelijkheid bestrijden.
Ik was enorm trots dat ik in 1992 als minister de wet gelijke behandeling
erdoor mocht helpen. Maar wat wij ten diepste wilden, was de samenleving echt
veranderen. We streefden naar een vijf-urige werkdag voor iedereen, waardoor
werk binnenshuis en buitenshuis eerlijker verdeeld zou kunnen worden. Dat is
niet gelukt. Daar ben ik teleurgesteld over.”
Hedy d’Ancona
tijdens een debat in de Eerste Kamer over de Abortuswet, 1981.Foto
ANP
Laatst vlamde de
emancipatiediscussie weer even op, rondom de vrouw die in Amsterdam was bekeurd
voor wildplassen. In de jaren 60 bonden Dolle Mina’s roze linten om urinoirs,
omdat ze vonden dat ook vrouwen fatsoenlijk op straat moesten kunnen plassen.
„En wat zegt zo’n rechter dan, zoveel jaar later? ‘Ga maar in zo’n urinoir
zitten.’ Nou, probeer het maar ’ns. Zo viés. Daar moet je echt een man voor
zijn, om dat te bedenken.”
Het feminisme is in Nederland nooit
echt door grote groepen omarmd, zegt D’Ancona. „In het buitenland zeggen
topvrouwen ronduit dat ze feminist zijn. Dat zie je bij ons veel minder. Hier
wordt feminisme nog steeds geassocieerd met mannenhaat, tuinbroeken en lesbiennes.
Als ik nu foto’s terugzie van vroeger, denk ik: we waren helemaal niet zo’n
verongelijkte, stampvoetende meute. We hebben ook verschrikkelijk gelachen.”
Het was de tijd – midden jaren
zeventig – waarin Opzij (in 1972 opgericht door D’Ancona en
Wim Hora Adema) op de cover prominent meldde: „Kut ruikt lekker”. Dat was de
‘lijfpolitiek’ die ook onderdeel uitmaakte van het feminisme. „Anja Meulenbelt
was naar een Deens vrouwenkamp geweest waar vrouwen zich onafhankelijk
verklaarden van gynaecologen. Ze zaten met spiegeltjes in elkaars kut te turen.
En als ze daarin iets ontdekten van oppervlakkige aard, dan hadden ze daar
allerlei kuren voor. Anja schreef daar een heel mooi verslag over voor Opzij,
waar die kreet uit voortkwam. Ik was meer van de sociaal-economische kant dan
van de lijfpolitiek, maar ik vond het toch nuttig. Ik hield destijds eens een
lezing voor allemaal nette dames. Stond er opeens een mevrouw op met die Opzij:
‘Moet dat nou?’. En ik antwoordde: ‘Ja mevrouw, dat moét!’.” D’Ancona schiet in
de lach bij de herinnering. „Dat vónd ik ook echt.”
Dat feminisme bestaat niet meer.
Ook Opzij is totaal van karakter veranderd. Sinds kort leest
ze het blad weer. „Het was me te veel ‘bakfietsmoeders uit Oudzuid’ geworden.
Maar nu lees ik weer hartstikke goede verhalen. Laatst een stuk over
vrouwelijke bewakers in Guantánamo Bay. Prachtig. Had door veel meer media
opgepikt moeten worden.”
De laatste jaren manifesteert
D’Ancona zich vooral als voorvechter van de positie van ouderen. In haar
Socrateslezing, die ze afgelopen mei in De Rode Hoed hield, waarschuwde ze voor
de „zachte uitsluiting” die veel ouderen in Nederland ten deel valt. „In Italië
bestaat juist een zekere verheerlijking van oudjes. Dat vind ik ook niet goed,
hoor. Hoewel ik het geweldig vind om die stokoude politiek commentatoren te
zien. Dat kennen wij niet. Hanneke Groenteman moest weg vanwege haar leeftijd.
Terwijl ik haar programma’s fantastisch vond. Annemarie Oster verloor haar
column Mooi Geweest in de Volkskrant. Zonder enig zinnig
inhoudelijk argument. Dat noem ik dus zachte uitsluiting. Als ik iemand op
straat tegenkom – ze zijn tegenwoordig allemaal jonger dan ik – is het altijd:
‘Doe jij nog wat?’ Dan vragen ze eigenlijk: ‘Doe jij er nog wel toe?’” Ze
herhaalt de vraag, verontwaardigd: „Doe jij nog wat… ja, hoor ’ns, ik open
heus niet elke dag een tentoonstelling. Maar dan kan ik altijd nog lekker de
vloer gaan dweilen.”
Lijkt de ouderenemancipatie in
essentie op de vrouwenemancipatie?
„Ouderen zijn nog niet zo met die
emancipatie begonnen. Maar die karakteristieken, zelfontplooiing en
zelfbeschikking, zouden ook voor ouderen kenmerken kunnen zijn. Hoewel het
beeld van ouderen sterk vertekend wordt. Je hoort voortdurend over ‘de zorg
voor ouderen’. Maar de groep ouderen die echt intensieve zorg behoeft, beslaat
maar 4 procent van alle ouderen. De pr rond die inderdaad schandelijke situatie
van ouderen in verpleeghuizen is ijzersterk. Maar de overgrote meerderheid van
de ouderen bevindt zich in een andere positie. In de nabije toekomst zouden de
buren mijn mantelzorgers moeten zijn. Het is eerder andersom. Ik neem de hele
dag voor iedereen postpakketjes aan.”
Met de Haagse politiek bemoeit ze
zich nauwelijks meer. Ze behoort niet tot de oude partijtijgers die – gevraagd
en vooral ongevraagd – zonodig moeten meedenken. „Ik heb veel moeite met mensen
die vinden dat hun mening onmogelijk gemist kan worden.” Met een vilein lachje:
„En dat zijn ook altijd mánnen, hè…”
Ik heb veel
moeite met mensen die vinden dat hun mening onmogelijk gemist kan worden.
Dat betekent uiteraard niet dat ze
geen mening hééft. Integendeel. „Ik had als minister de opvang van asielzoekers
in mijn portefeuille. Daar dacht ik toen al heel anders over dan Wim Kok en Aad
Kosto (toenmalig staatssecretaris van Justitie, red.). Als je vindt dat je op
de wereld zo’n kolossale scheefte in welvaart kunt laten bestaan, zul je altijd
vluchtelingen houden. Bestrijd die scheefheid of aanvaard de consequenties. Ik
ben nu nog veel kwaaier dan toen. Dat wij mensen in Griekenland achter tralies
laten zitten, in de blubber, is echt ongelofelijk. En dan wél vol trots
verkondigen dat er acht asielcentra dichtkunnen. Begin dan niet meer over
‘beschaving’. Ik schaam me echt dóód. Ik voel me veel meer Europeaan dan
Nederlander. Maar ik ben als Europeaan diep teleurgesteld over het onvermogen
om dit ordentelijk te regelen.”
Achteraf bezien had zij het als
minister relatief makkelijk. „Ik had nooit te maken met dat smeulende
populistische vuur. Er zat maar één Janmaat in de Kamer. We hadden onderling
tussen alle partijen de stilzwijgende afspraak dat we geen electoraal issue
zouden maken van asiel- en vreemdelingenvraagstukken. Zelfs de VVD deed daaraan
mee.”
Was dat wel goed? Door het niet te
benoemen ging het juist etteren.
„Natúúrlijk was dat niet goed. We
hebben sommige dingen veronachtzaamd. Het probleem van Nederlanders die zich in
de steek gelaten voelden omdat ze nog ongeveer de enige autochtoon in hun
straat waren, hebben we onvoldoende erkend. We hadden dat beter moeten
begrijpen, meer compassie moeten tonen en het niet moeten afdoen als
‘onderhuids racisme’. Maar dat is iets anders dan dat je het electoraal
uitspint. Dat is begonnen bij Bolkestein, en later voortgezet bij Fortuyn. Dat
vond ik het begin van het onfatsoen. Al was dat nog kinderspel vergeleken met
wat Wilders doet. Onbehagen mobiliseren is zoveel makkelijker dan tevredenheid
mobiliseren. Daarom richten sommige ouderen zich nu tot Henk Krol met z’n
flauwekul. Krol mobiliseert ook ontevredenheid.”
Het is vanuit het oogpunt van
ouderen-emancipatie toch juist goed dat een partij voor die belangen opkomt?
„Ouderen moeten volwaardige
democratische burgers blijven en zich niet door meneer Krol naar de zachte
uitsluiting laten drijven. Hij beweert dat hij voor ouderen opkomt, maar hij
heeft zijn cijfers niet eens op orde. Ik ben altijd opgekomen voor
vrouwenrechten, maar ik ben nooit voor een vrouwenpartij geweest. Democratie
betekent dat je belangen afweegt, en niet alleen maar roept: ‘Dit is van ons en
dat pakt niemand ons af!’ Ik zag laatst ouderen op televisie die heel gezellig
bij elkaar zaten tijdens een buurtbijeenkomst. De mannen stonden te biljarten,
de vrouwen lepelden een advocaatje. Vervolgens verscheen er een microfoon onder
hun neus en begonnen ze vanuit het niets verschrikkelijk te fulmineren: ‘Het is
een schánde wat ze met ons ouderen doen’. Ik keek ernaar en dacht: wat krijgen
we nou? Je moet je verontwaardiging zeker tot het laatst behouden, maar wel
reserveren voor de juiste kwesties.”
Hoe ze naar de situatie rond haar
eigen Partij van de Arbeid kijkt? D’Ancona zwijgt veelbetekenend, en zegt dan:
„Het gaat me verschrikkelijk aan het hart. Het is zo shameful wat
er is gebeurd. We hadden nooit moeten gaan regeren met de VVD. Ja, zeggen ze
dan, we hebben geprobeerd erger te voorkomen. Maar dat is echt een
burgemeester-in-oorlogstijdredenering.”
Dat het Diederik Samsom siert
dat hij het landsbelang zwaarder liet wegen dan het partijbelang, wil er bij
D’Ancona niet in. Fel: „Is het landsbelang dat ondertussen een populistische
partij verder opbloeit? Een groot deel van onze kiezers is naar Wilders gegaan.
Wat zijn we er dan mee opgeschoten?”
Komt het nog goed met de PvdA?
„Ik denk het niet. De PvdA kan in
de oppositie natuurlijk weer wat aansterken. Maar ik zou veel meer voelen voor
een nieuwe, grote linkse partij, inclusief GroenLinks en de SP. Ik heb het boek
van Femke Halsema gelezen. Daar voel ik zoveel verwantschap mee.”
Uw advies: opdoeken en fuseren?
„Dat zou zeker mijn advies zijn,
ja. Op naar een grote, veelkleurige socialistische partij. De SP denkt over een
aantal dingen natuurlijk anders. Dat ga je dan onderling uitvechten. Maar
alsjeblieft wel bij elkaar. Dát is echt de enige toekomst.”
Uit de NRC.