zondag 28 februari 2010

Een autonome zenuwknoop.




Ik schrik soms van mijzelf als ik terug lees wat ik jaren geleden geschreven heb.
Dagboeken en schriften vol verdriet en eenzaamheid, niemand om mee te praten over wat me werkelijk bezighoudt. 
Bladzijden vol angsten en oplossingen voor het niet bang zijn. 
Grijze luchten en sombere dagen; dromen van de zon en de zomerwind.

Was alles dan zo zwart? 
Of heb ik alleen opgeschreven wat ik niet wilde hoeven onthouden?
Want wat ik in mijn herinnering heb is niet zwart. 
De onmogelijkheid om achtenveertig uren in één dag te stoppen en het toch doen.
Lachen omdat ik het gewonnen heb van de klok. Samen zingen op de fiets om half zeven 's ochtends. Elke schooldag een ik hou van jou' briefje  in haar broodtrommeltje.
Het is helemaal niet zwart, de herinneringen zijn alle kleuren van een geklutste regenboog, rommelig vrolijk, veel herinneringen zijn zeepbelletjes die zo af en toe uit mijn hoofd ontsnappen.
In één van die doorzichtige bellen zie ik mijzelf en mijn gedachten drijven naar buiten; ik zie een moment van meer dan vijfentwintig jaar geleden:

Alleen in mijn grote bed, mijn studieboeken naast me en het dagboekje van de crèche van mijn kind op mijn buik, schrijven over vandaag voor morgen. Soms weet ik niet echt wat te schrijven, weet ik niet hoe haar dag was, avonddiensten zijn niet goed voor ons. Ik klap het boekje en mijn ogen dicht en zet even mijn verstand op nul.....even maar.

Midden in de nacht wordt ik wakker, het licht nog aan.
Het is koud op zolder en de regen lekt tussen de pannen en de spanten door. 
Ik hoor mijn kind onrustig ademen in haar droom en heb al een voet uit bed, als ik een diepe zucht hoor en een genoeglijk omdraaien. Ze giechelt in haar slaap. Vlug trek ik mijn voet weer onder de stapel dekens. 
Ik schaam me omdat ik in slaap gevallen ben. Eén van mijn studieboeken is op de grond gegleden en is opengevallen op de bladzijde van het hart. Ik pieker er niet over om mijn blote arm onder de dekens vandaan te halen om het op te rapen.


Het hart, orgaan waar zo veel overgeschreven is, gedichten en proza, is niet meer als een pomp. 
Hier het bloed erin en daar er uit. Tja, dat houdt dus het tempo erin.
Er staat niets bij het plaatje over houden van. Daar is dit hart niet voor. Houden van zit in een ander hart. 
Een moederhart, een kinderhartje.

 "En waar zit dat dan", vraag ik me af en kijk nog eens over de rand van het bed naar de afbeelding. 'Zenuwknoop voor het autonoom functioneren van het hart', staat er onder een ander plaatje, een schema in het zwart met rode zigzag lijntjes. 
"Dat lijkt meer op een moederhart", denk ik hardop, "zwart met rode kabeltjes die alle gevoelens in stand houden, rode kabeltjes van liefde die maken dat het andere hart blijft pompen. 
In een kinderhart zit al zo'n zelfde knoopje, geweldig toch, morgenochtend twee armpjes om mijn hals en een warm kindje dat dicht tegen me aanschuift totdat de wekker gaat. En in het kwartiertje dat we zo liggen pompt mijn hart een half uur bloed door mijn vaten; van elk kwartier kan mijn liefde een half uur maken en zo kom ik aan de energie voor een lange volgende dag".

In het kamertje aan de andere kant van de koude zolder hoor ik mijn kindje praten in haar slaap. Vertelt ze zichzelf wat ze mij niet heeft kunnen vertellen voor ze naar bed ging?
Mijn hart knijpt een beetje en mijn voeten schuiven onder de dekens vandaan. Behendig omzeil ik de bakjes waar de regen in drupt, plink-plonk, ik rol mijn kindje in haar deken, til haar op en draag haar terug naar het grote bed. Ik veeg de rest van de studie boeken eraf en leg mijn kindje er voor in de plaats. Zo hoort dat.

Het bed is ineens niet zo groot meer en de nacht niet meer zo koud. Het plink-plonk klinkt ineens wel vrolijk en het warme lijfje vouwt zich tegen mijn buik. Mijn kindje draait haar hoofdje naar me toe en kijkt me door haar lange wimpers even aan. Dan trekt er een lachje over haar gezichtje en de oogjes gaan weer dicht. Ik kijk naar het mensje dat zich in mijn hart gevouwen heeft. Ik hoef even niks meer te weten over pompen en omlopen. Die zenuwknoop is veel belangrijker: die van mijn kind houdt mijn hart gaande en die van mij het hart van mijn kind.........

De volgende dag heb ik een examen. En als ik klaar ben met het geven van de uitleg over de pompfunctie zet ik er nog een regeltje onder in rode letters:
"De schrijver van dit anatomieboek is vergeten om bij het stukje over de zenuwknoop een tweede uitleg te geven, de zenuwknoop wordt gestuurd door liefde en als ik niet alle vragen goed beantwoord heb is dat omdat ik in plaats van te studeren, mijn kind naast me heb laten slapen, dat houdt mijn hart gaande en mijn energie op peil."

Ik heb er nooit iets over gehoord, ik had een negen voor het bijna foutloze examen.
En ook nog een goeie herinnering, die in geen enkel dagboek staat.
Die zit in mijn geheugen gegrift.




©Gavi Mensch
Uit mijn dagboek: Hinkend tussen twee gedachten© 
Dordrecht, 1983 
Maastricht, 2010

All rights reserved 2010-2013.

.



zondag 21 februari 2010

Bibelebontse berg

Ik zeg het nog wel eens op, het rijmpje uit mijn kindertijd. De Spaanse tweeling van15 maanden, waar ik ruim een jaar voor gezorgd heb, moet er om lachen. Al die b's achter elkaar geven de kinderen een kans om een letter te leren die in het Spaans niet  echt bestaat. Op de bibelebontse berg wonen bibelebontse mensen en die bibelebontse mensen hebben bibelebontse kinderen en die bibelebontse kinderen eten bibelebontse pap met een bibelebontse lepel uit een bibelebontse nap.
Het klinkt leuk en aangezien het geen rijmpjes zijn waar je inhoudelijk op in gaat, heb ik er verder nooit bij stil gestaan waarom de inhoud voor mij altijd iets irritants heeft gehad.

Toen ik gisteravond thuiskwam, na een paar uurtjes bij de tweeling te zijn geweest, ze zijn ziek, virusjes van de crèche, zat ik met dat rijmpje in mijn hoofd. En met de vraag of die bibelebontse mensen wel eens van die berg waren af geweest, of ze wel eens iets anders gegeten hadden dan die pap en of die kinderen ook met een vork konden eten, als ze groter werden.
De indirecte aanleiding voor deze vragen, was het gedrag van de oma's van de tweeling, jaloers, zoals alleen Spaanse vrouwen dat kunnen zijn, op mijn makkelijke omgang met de kinderen.

De ene oma is een ongemakkelijke vrouw, die haar zoon aanbidt en haar schoondochter in een hoekje schuift en de andere oma is een onderwijzeres met een groot hart en een benauwd kleine visie op de wereld.
De ene oma is ronduit onbeleefd tegen mij en als ik binnen kom draait ze zich van mij af en met haar rug naar me toe eist ze ogenblikkelijk alle aandacht op van haar zoon of, zoals gisteren, van haar schoondochter. De andere oma doet net alsof alles wat ik doe fantastisch is, prijst me de hemel in, maar ik weet dat ik zelf maar uit moet zoeken hoe ik daar moet komen, ik weet 't immers allemaal zo goed....

Het gesprek komt op de voeding van de kinderen, ze zijn te veel afgevallen en de ene oma is van mening dat er nu maar stevig voer in moet, hetgeen onmogelijk is want de kinderen verdragen nog steeds weinig. De andere oma wil er zuigflessen vol melk en granen in, maar dan wel zes keer per dag en ook dat gaan de baby's niet redden. De moeder zit er een beetje radeloos bij en kijkt naar mij. Ik weet dat, wat ik ook zeg, het altijd bij beide oma's in slechte aarde zal vallen, zij hebben hordes kinderen grootgebracht vroeger, niks geen crèches of zusters die voor de baby's zorgden.
Ik zit qua generatie niet ver van de oma's van af, maar ik woonde niet op de bibelebontse berg en ik heb er ook niet gewerkt.
Dus zeg ik tegen de moeder dat ze het goed doet, beetje bij beetje en dat ze het gewoon elke dag een beetje moet opvoeren en als de kinderen niet meer spugen, kan ze wat extra's aan hun eten toevoegen. De moeder kijkt me dankbaar aan.

De ene oma begint nu te sneren over mijn enkelbandje en mijn prachtige rode trui met v-hals waar haar kleinkinderen zo dankbaar gebruik van maken door hun koortsige koppies op het onbedekte driehoekje van mijn borst te leggen.
"Vrouwen van onze leeftijd doen geen enkelbandjes meer om en onder die trui kun je beter een hemdje doen, voor de inkijk", zegt de ene oma en de sfeer in de kamer wordt gevoelig. Ik lach en zeg nog niks, noch niet, het is voor Mamen, de moeder van de tweeling, al moeilijk genoeg. De andere oma deelt mee dat ze zo weg moet en dat ze een taxi gaat bellen. Ze kijkt naar mij en ik zeg dat ik haar wel naar huis wil brengen maar dat ik weet dat ze het eng vindt bij mij in de auto, auto rijden is niks voor vrouwen van onze leeftijd, dat heeft ze me ooit eens toevertrouwd. Zelf rijdt ze gelukkig al jaren geen auto meer omdat ze bang is van al het verkeer om haar heen. En ik vervolg met de mededeling, dat ik op de fiets ben en dat ze, als ze wil,wel achterop mag.

Ik had niet zoveel effect verwacht. "Op de fiets", gilt ze, "op de fiets, op jouw leeftijd, fietsen, en is er dan een fiets die jouw gewicht houdt....!"  Mamen, duikt eerst in elkaar en spreekt daarna haar moeder bestraffend toe. "Mamá , je lijkt wel gek, hoe kun je nou zoiets zeggen". Maar ik knik naar haar en kijk de ene 'met voldane blik in haar ogen'-oma en de andere, 'totaal opgewonden over haar durf'-oma beurtelings aan. Met één van die speciaal voor de gelegenheid gemaakte lachjes en een uitermate beheerste stem vertel ik beide dames dat ik het ze niet aanreken, beide zijn een paar jaar ouder als ik en hebben nooit iets anders gezien dan dát wat ze in de naaste omgeving hebben. Dat mijn tantes in Nederland op 82-jarige leeftijd nog fietsten en dat bleven doen totdat ze uiteindelijk vergaten waar ze hun fiets neergezet hadden. Dat het in Nederland gewoon is om een kind voorop de fiets te hebben, één achterop, een boodschappenmand aan het stuur en twee fietstassen aan de achterkant. Dat het milieu-vriendelijk vervoer is, goed voor moeders’ spieren en dat veel frisse lucht fantastisch is voor de kinderen, vooral om van de crèche-virusjes af te komen. Dat ik met een auto én een fiets onafhankelijk ben, maar dat ik me realiseer dat dames van hun leeftijd niets kunnen doen waarvan iemand ook maar iets zou kunnen zeggen, dat hun favoriete kleur al jaren grijs en beige is en dat ze gewoon jaloers zijn op mijn prachtige knetterrode ballerina's met strik. En dat ik zelfs niet begraven wil worden in de keurige dameskleding die ze dragen.

En dan schiet ik tot overmaat van ramp ook nog in de lach en Mamen lacht opgelucht mee. Zelfs de baby's moeten lachen. Iedereen lacht, behalve de oma's.

De oma's zijn opgegroeid op de bibelebontse berg en hebben nog maar voor een deel bibelebontse kinderen, die niet altijd meer bibelebontse pap eten en zeker niet met een bibelebontse lepel en bibelebontse nappen bestaan zelfs niet meer. Het wordt stilletjes op die bibelebontse berg. Veertig jaar nadat in de landen er omheen het bibelebontse al werd afgeschaft komt ook hier een anti- bibelebontse beweging. Het zijn de bibelebontse mensen op leeftijd die het proberen af te remmen , maar er is geen houden aan. Bibelebonts is uit en met die wetenschap probeer ik de mij toevertrouwde kindertjes op te voeden. De bibelebontse oma's zijn een uitstervend ras.

Ik geef mijn baby's een fles terwijl ik in het Nederlands "In de maneschijn" zing en na het eten speel ik nog even met hen op de grond; ik zeg in het Engels de kleuren van de ringen en zij doen ze zonder zich ook maar één keer te vergissen op het stokje. Zo werkt dat. Niks bibelebonts aan.


©Gavi Mensch
Jerez, 30-10-2007

Kippen en één haan.

Mijn nicht Mathilde woont in een Gronings dorp, vlakbij Lauwersoog. De wind is zilt en het landschap groen en de dorpelingen zijn beide, zilt en groen. Vriendelijk, behulpzaam, geen paniek en geen valse beloftes.

Na een heerlijk familie weekend zit ik hier even vast vanwege pech met mijn auto en de garageman gaat er van alles aan doen om mij vanavond weer op weg te kunnen laten gaan. Ik heb er vertrouwen in.

Nu zit ik in Mathilde’s serre en heb net, heel relaxed, een beetje KV gekeken. Kippenvertier. Mijn nicht houdt kippen dat het een lieve lust is. Beigebruine kippen, bruinbeige kippen en zwart-witte kippen en natuurlijk een heer haan, Karel genaamd; hij is ook zwart wit maar met wat gedistingeerd grijs. Karel houdt zijn meisjes goed in het gareel. Mathilde heeft net enkele handen rijst uitgestrooid op de kiezelsteentegels voor het raam van de serre, en de dames en heer, die  in hun villa onderaan de tuin wonen,komen  boven vrolijk een graantje meepikken, zo tussen de bedrijven door.

Ik zit me achter het vensterglas geen moment te vervelen. De regen zwiept zo nu en dan een bui tegen de ramen geholpen door de stoer blazende Noord-Groningse zeewind. Maar nu het even droog is, komt er van alles naar de serre gehupt en gevlogen.

Natuurlijk eerst de beige en bruin gevlekte dames, dames van stand met een gevlekte cameljas, nooit veel bijgeleerd, ze doen aan de leg en vereren heer Karel. Ze zijn de sjieke meisjes van de ren en dat geeft hen status. De popartkippen zijn meer de vrije meiden, ze rennen en zijn brutaal en schichtig tegelijk en de wind bolt hun veren op tot wapperende, Arabisch aandoende flodderkleedjes.

Enkele grote kauwen en een paar kleintjes huppen tussen de bonte kippen heen en weer en roven de rijstkorrels voor hun pootjes weg. Met hun schrandere oogjes kijken ze naar de tortelduifjes die buiten de zijlijn wachten tot een van de anderen een steekje of korreltje laat vallen. Dan stapt heer haan naar voren en de duiven vliegen geschrokken weg. De onverschrokken kauwen schrikken van de geschrokken duiven en vliegen in de haag en de dames doen net of ze van dat alles niets gemerkt hebben en eten rustig door.

Max de cyperse ex-kater zit naast mij voor het raam, voor hem aan de verkeerde kant, en staart over alle vogels heen. Hij moet zijn roofdierenaard verloochenen; hij mag niet op vogels jagen van de bazin en lijkt wat verwonderd over zijn eigen gehoorzaamheid. Als de vogels bewegen, beweegt zijn kopje mee. De kippen die nog zo gek niet zijn, lijken de dikte van het glas te hebben gemeten en de haan keurt Max geen blik waardig.

Natuurlijk moet ik weer tafereeltjes vastleggen en sta voorzichtig op om mijn fototoestel te pakken. Maar als ik behoedzaam terug loop naar het raam kijkt Karel op en fladdert gedecideerd. Hij geeft het sein voor de aftocht en zowel de dames als ook de wilde meiden draaien zich acuut op hun malse kippenpootjes om en huppelen de treden af, Karel sluit de gelederen.

Max rolt zich op op zijn stoel met schapenvacht en ik zet mijn camera weer op stand-by. En net als ik begin met schrijven komen twee dames kippen en wat kuikens de trap oprennen, ze waren wat laat en hebben door het getok begrepen dat er eten is. Onmiddellijk komt de kippenharem ook weer naar boven rennen, jaloerse donders, maar de moederkippen laten zich niet wegjagen. Gekeuvel en naar ik vermoed, wat deftig en minder deftig gescheld. Als Karel ook weer zijn kop boven de trap uitsteekt, is het in een klap rustig en pikken de dames en de kuikens schijnbaar vredig de laatste rijstkorreltjes tussen de kiezeltjes uit.

Max gaat staan in de stoel, rekt zich uit en kijkt naar buiten. Ik pak mijn camera maar weer net te laat, alles rent de trappen af en kan nog net de laatste kippenkont op de foto zetten.

Zo gaat dat de hele dag door, vervelen is onmogelijk.
foto judith barreveld

Kippenvertier bij Mathilde.
Kippen en één haan.

©Gavi Mensch
Groningen, 26-10-2009 
PS Mijn nicht overleed in Groningen op 23 maart 2012 maar  ik heb nog een mooie kip voor haar gevonden.
















vrijdag 19 februari 2010

Lessen van Anna 1

Kamerdebatten volgen met mijn grootmoeder Anna was net zoiets als samen met haar kijken naar schaatswedstrijden, ze was altijd vóór. Vóór Art en Keessie en vóór de beste politici. Ze had zeker een duidelijke politieke voorkeur maar kon genieten van goede sprekers van welke politieke partij dan ook. Wie zijn vragen en antwoorden mooi formuleerde met kwinkslag en dubbele bodem, had haar applaus al in zijn zak.

“Kijk”, zei ze, “dat is een debat, goede argumenten op tafel leggen en als je die niet hebt je slechte argumenten zo verwoorden dat het prachtige argumenten lijken”. En ze kon de meest geslepen politici er zo uithalen, de anderen werden door haar gecorrigeerd vanaf de bank in de voorkamer. “Nee jochie, dat had je nu niet zó moeten zeggen, nu zet het geen zoden meer aan de dijk”, en dan legde ze me uit waarom niet.

Mijn grootmoeder Anna is de kleinste (rechts)


Soms vraag ik me af of ze alles wel begreep, maar dan tik ik me op de vingers. Ik begrijp niet alles, zíj begreep het wel. Het was simpel. Er moest iets door de kamer en als dat niet zomaar ging, werd er over gedebatteerd. Oma was voorzitster geweest van de  regionale Bond voor Plattelandsvrouwen en onderwijzeres, één van het oude stempel. Dat hield in dat ze altijd  leiding of les gaf, met argumenten en een goed verhaal. Ze kon nog echt vertellen en had een enorme woordenschat. Zij begreep het allemaal heel goed, het was een intelligente en geëmancipeerde vrouw die de kranten las en naar het nieuws en de actualiteiten luisterde. En altijd, zonder uitzondering, de kamer debatten volgde.

Maar bij het crisisdebat van gisteren had ze waarschijnlijk met haar handen voor haar oren gezeten; ik hoorde haar gewoon zeggen: “Potjandorie, wat een slechte sprekers en wat een minimaal gebruik van onze toch zo rijke taal!” En de aanwezige leden van het Kabinet had ze links én rechts om de oren geslagen met correcties.

Helaas, Anna is er niet meer en op avonden zoals gisteren mis ik haar bitter! Ik mis het om vragend naar haar te kunnen kijken, zo met opgetrokken wenkbrauwen en dat ze daar dan op  zou reageren met de woorden: ’Wat een toestand in Marokko’.* Hetgeen aangaf dat het wel een erg rommelige situatie was, rommelig en ook wel zorgwekkend! En daarna zou ze me uitgelegd hebben wat er allemaal fout ging.

Ik zie de prioriteiten wel van de partijen, het opportunisme en de onmogelijkheden. En de tegengestelde belangen. En ook wel wat er fout gaat. Maar het gaat niet meer om de goede formulering van de argumenten, het gaat om eigenbelang, narcisme, stampvoeterij en starheid.

Er waren, volgens mij, slechts enkele goed gebekte Kamerleden: Kant, Halsema en ook nog wat heren die het voorbeeld van de dames volgden. Wilders viel uit, letterlijk en figuurlijk, die moet eerst leren lezen en praten. Oma zou op het moment dat hij het op een schreeuwen zette, een plaspauze hebben ingelast. Ik had wat dat betreft gisteren meer thee moeten drinken, veel plaspauzes……

Wat een toestand in Marokko!





© Gavi Mensch
Maastricht, 19-2-10



*de uitdrukking van algemene machteloosheid en ontreddering, die in de jaren 60 in Nederland in zwang was: "Wat een toestand in Marokko!"

Paniek over privacy


Nu hoor ik net op de radio dat onze privacy op het Net niet gewaarborgd is.
Welnu, die illusie over privacy  heb ik al niet meer sinds het boek van George Orwell: 1984.
Dus zelfs met de wetenschap dat big brother watches me, ben ik op toch gewoon op veel plaatsen te vinden.
Mijn blog waar je dit op leest is openbaar, mijn Windows Life profiel is gelimiteerd, zoals ook mijn Skype entree, zegt men. Maar ik ben wel  vind- en zichtbaar! En mijn ge-Twitter is een open veld zonder bewaking en Facebook ook. De Facebook-baas zegt dat hij dat aan banden gaat leggen, nou ik ben benieuwd, waarschijnlijk wordt hij stinkend rijk als hij op die uitvinding patent aanvraagt, als het lukt!

De opinies die ik instuur naar diverse tijdschriften en kranten zijn ook voor iedereen in te zien…..en wat kan het me schelen? Mijn reacties op vacatures zijn voor velen te bekijken en daar stuur ik, noodgedwongen, mijn hele cv ook nog mee, alles boven tafel. 
Ook het uploaden van mijn CV op de banensites is publiek, vrees ik. Maar wat moet je anders? Ik heb niet zo veel meer te verbergen dan hooguit een kilo of twee, drie. Dus over die privacy maak ik me eigenlijk niet zoveel zorgen, ik wil alleen niet al die ‘bekenden’ op visite hebben.

Hadden we zonder het WWW wel privacy?  Ik denk van niet.
De belastingdienst weet wat ik doe en met wie en AH weet door mijn bonuskaart wat ik eet én drink. 
En verder ben ik een open boek voor de bank en de apotheek, de huisarts.
EPD’s ( Elektronische Patiënten Dossiers)zijn zó privé dat iedereen ze op het werk kan inzien, ik weet alles van mijn patiënten. Logisch anders kan ik mijn werk niet doen. Maakt het nog wat uit? Nee toch?

Kijk als je veel te verbergen hebt, zwarte zaken en duistere connecties dan is het wel noodzaak om je verdekt op te stellen, maar wie is er nog onzichtbaar? Sinds Internet is alles zichtbaar, het is niet voor niets het World Wide Web……We zijn gevangen en we komen er nooit meer van los. Alleen de vraag wie er voor spin speelt schiet nog wel eens door mijn hoofd, maar daar krijg ik toch geen antwoord op.
Communicatie en contact, weten en leren, lesgeven en krijgen, informeren en ontkennen, humor en commercie, het is onderdeel van ons dagelijks (virtuele) leven. En waar wij connecten doet die ander dat ook.

Ik merk dat degene die geen Internet heeft of het weinig gebruikt geïsoleerd raakt; die bel ik af en toe en een enkele keer stuur ik nog een brief of kaartje. Maar ik ben al net zo lui als de rest van de virtuele mensheid. Ga maar eens een gerecyclede envelop zoeken en dan een postzegel kopen, briefpapier, want met drie velletjes voor de printer kom je al boven het standaard gewicht van een brief uit…..
Ik doe het nog maar sporadisch. Eigenlijk vind ik dat het hebben van Internet geen luxe meer is, leeftijd is ook geen belemmering en moet ik dan alle niet-gebruikers mijn blog per post gaan sturen? Dat wil zeggen: uitprinten, inkt , papier, stroom, envelop, postzegel, 2x spuug (weinig hygiënisch eigenlijk, zeker met mijn verkoudheid van dit moment), vervoer…. 
Mijn e-mails zijn nog persoonlijk, dat is niet veranderd ten opzichte van de tijd dat ik per brief correspondeerde.

De discussie over privacy op internet of daarbuiten lijkt me volkomen overbodig, die discussie over vingerafdrukken voor het paspoort ook. Mijn muis zit boordevol vingerafdrukken, CSI Maastricht is er zo achter dat ik de dader niet ben.

Lieve menschen, je bent nooit meer alleen; je wordt getapt of gescammed of gespamd, elke klantenkaart is een invasie in je privéleven. Het beste is om maar gewoon te doen of je de camera’s overal niet opmerkt. Zelfs na je dood kunnen ze met je donorcodicil nog achter je life-style komen. Je privacy, geloof mij nou maar, die zit waarschijnlijk alleen nog tussen je oren!



©Gavi Mensch
Maastricht, 18-2-10

woensdag 17 februari 2010

Over misbruik en de kerk.

“Het was aanleiding voor een complete verandering van mijn karakter”.

Aldus een misbruikte man van middelbare leeftijd over het ondergaan van seksueel misbruik door een pater van de Ierse kostschool, waar hij als jonge jongen intern was. Nooit meer een onbevangen puber geworden. Altijd blijven twijfelen over zijn aandeel in het gebeuren, het nu voor eeuwig aanwezige schuldgevoel. Nog steeds vol twijfel over zijn “man-zijn”.
Een interview op de radio.

Het buldert van dit soort ellendige berichten, in de kranten, op tv en op de radio
En ook in de briefwisseling die ik heb met enkele penpals, mannen van mijn leeftijd, beschadigd en vreselijk in de war rakend van de berichtgevingen. Al meer dan 40 jaar dit vreselijke gebeuren met zich meedragend zonder er veel over te kunnen zeggen. Sommigen hebben psychologen en/of psychiaters gezien en gesproken, therapie gehad, soms alles doorgepraat en weer doorleeft. Maar het helpt alleen om je gedrag aan te kunnen passen, je karakter, dat wordt nooit meer anders!
Voor degenen die er nooit over hebben gesproken is het een levenslange druk op hun ziel, het belemmert hen om een toekomst te zien, er is veel angst voor machtswellust en scheve verhoudingen en nog meer angst voor onbegrip. Hun relaties of wensen op dat vlak hebben allemaal een schaduwzijde, één die vaak vele keren groter is dan de zonnige kant.

Ik heb zo mijn mening over kerk en non en pater, over religie en brainwashing, over wel of geen steun hebben aan een god. Ik heb daar al veel over geschreven, in mijn dagboeken en in de Spaanse kranten om het aan de orde te stellen. Soms alleen maar voor mij, alleen om te kunnen begrijpen…..
En ik kom telkens weer tot de conclusie: ik begrijp dit soort dingen niet!
Ik begrijp de daders niet maar bovenal begrijp ik het instituut kerk niet, die liefdeprekers en de vergiffenisschenkers die de kerk in ‘haar (?) schoot’ herbergt; wat een tegenstrijdigheid!
Dit niet en incest niet en verkrachtingen niet. En machtswellust niet. En gewetenloosheid niet. En ik kom er ook niet echt achter. Toch heb ik de drang om te willen weten, om de misbruikten te kunnen begrijpen. Voor de misbruikers heb ik nog geen ruimte.

Ook tussen mijn patiënten zaten slachtoffers en ook daders, soms samen op één afdeling, met verslaving als oorzaak voor hun opname. Want slachtoffers ‘gebruiken’ om hun pijn te verzachten en daders om de realiteit niet onder ogen te hoeven zien. En bij sommige verslaafde slachtoffers was de psychiatrische stoornis niet te wijten aan hun gebruik, maar aan het misbruik en het niet echt kunnen praten daarover; het maakt dat ze vaak levenslang krijgen wat gebruik betreft.

Voor hen, de slachtoffers, is deze vlaag van het ‘aan het kruisnagelen’ van religieuzen die zich schuldig hebben gemaakt aan misbruik, een soort van erkenning van hun probleem, alleen hebben ze daar niet zo veel aan. De kerk‘vaders’ blijven achter de pilaren van het vaticaan staan, in de luwte, in de schaduw, die doofpotjongens en schijn-heiligen. De daders, waarvan sommigen ook slachtoffers die beter moesten weten dan dezelfde misdaad begaan als hun belagers, zijn nu te oud, al dood of veilig opgeborgen in ver-weg-kloosters.

Er zijn al veel films over gemaakt, ik heb er ook al aardig wat bekeken, met nieuwsgierige tegenzin. Die van Almodovar speelde in het Spanje van Franco, maar er zijn er ook over situaties van dertig jaar geleden in Ierland. Aanraders om de berichtgeving beter te kunnen begrijpen.

En van de Opus Dei jongensscholen kan ik verhalen vertellen die nog geen vijf jaar oud zijn, het verhaal van een van mijn leerlingen in Spanje, een slachtoffertje wiens vader hem niet geloofde; de vader, een rechter en Opus Dei aanhanger, die zijn zoon gewoon weer naar school stuurde. En die niet wilde begrijpen waarom zijn zoontje zich niet kon concentreren en slechte cijfers haalde.

Het blijft allemaal actueel, helaas!
Door erover te schrijven op mijn blog weet ik dat ik sommige mensen weer confronteer met de ellende en dat spijt me. Maar ik hoop dat ik anderen misschien even wakker schud en hen de mogelijkheid geef om alle berichten over seksueel misbruik op een andere manier te lezen.

Dat hoop ik echt.


©Gavi Mensch
Maastricht, 17-02-10.
gavimensch@hotmail.com

zondag 14 februari 2010

Over onhebbelijkheden, geschreven op Valentijnsdag.

Even niets anders te doen dan nadenken over on’heb’belijkheden. Gedoe over wat je niet hebt?
Over echtscheidingsonhebbelijkheden heb ik veel gehoord van mannelijke penpals en vrienden; die ik hoor van mijn vriendinnen laat ik vandaag even buiten beschouwing.
De onhebbelijkheden waar ze over tobben, de mannen, richten zich vooral op de nu nog voelbare resultaten van vaak oudere echtscheidingsprocedures, gezien vanaf de kant van de mannen dus. Jemig de pemig, wat een ellende.

De meeste van die vrienden zijn nu zo tussen de 55 en 65 jaar oud en zitten veelal met een onoplosbaar financieel probleem. Eigen schuld dikke bult, hoor ik ‘ons’ roepen. Tja, waar twee vechten, hebben ook vaak twee schuld! Maar het zijn, zeker die uit mijn generatie, toch wel magere mannen die overblijven na een dergelijke onhebbelijke echtscheiding, volkomen geplukt! Vaak zo berooid dat er geen leuk leven na de scheiding meer mogelijk is. Moet dat nou? Hebben we niet op de barricades gestaan voor gelijke rechten? Waren wij, vrouwen, niet al lang selfsupporting?
De meeste van ons wel en hebben nooit een cent gezien van de ‘andere partij’, maar er zijn duidelijk heel erg boze, gehaaide en venijnige dames tussen ons.

Ik ken verhalen over alimentaties van over de 3000 euro, de helft van het met 60 uur per week werk gegenereerde inkomen van de ex-man. En dat terwijl de te plukken man, die nu net nog het hoofd boven water kan houden, ook een behoorlijke depressie heeft gehad die jaren geduurd heeft. Hij is door zijn ziek zijn minder gaan werken en moet nu op de pensioengerechtigde leeftijd nog steeds aan dure advocaten betalen om met net iets meer dan een AOW rond te kunnen komen. De helft van zijn pensioen is ook al vergeven aan de ex-mevrouw, die even voor de duidelijkheid, wel gestudeerd maar nooit gewerkt heeft en denkt het recht te hebben op een florissant inkomen om ‘haar status op te houden’.

De ander heeft zijn halve pensioen ingeleverd bij de scheiding en in ruil daarvoor de helft van de koop-maar-raak-schulden van mevrouw er ook nog bij gekregen. Mevrouw werkt en heeft haar pensioen afgekocht, is daar weer lekker mee gaan  shoppen en heeft bovendien haar ‘wettelijke’ deel van de schulden ingelost met een erfenisje, na de scheiding, dat wel! Een vreemd’gangster’……en alle rechten zijn van haar. En zij is nog steeds boos, rara hoe kan dat?


Nog een andere over een gescheiden dame: na 30 jaar ongelukkig getrouwd te zijn geweest met een man die dat ook was, dat moge duidelijk zijn, is zij ongewenst gescheiden en  heeft nu vorderingen op het huis, (haar woonruimte is betaald), een deel van de arbeidsongeschiktheidsuitkering van mijnheer en ga zo maar door. En ook zij heeft nooit een vinger uitgestoken om bij te dragen aan de gezamenlijke onkosten. Het was voor een dame van stand ‘geen doen’ om werkneemster te worden.

De man die het lef heeft om een nieuwe relatie aan te gaan heeft het moeilijk, zoals één van mijn vrienden. Hij heeft een vordering op zijn salaris die zo bizar is ( de ex-mevrouw verdient bijna meer dan hij, maar afspraak is afspraak), dat hij met zijn nieuwe lief, die echt lief is en selfsupporting, slechts een weekje kan gaan kamperen. Romantisch, dat wel, maar die vakanties duren kort, de man heeft drie banen om rond te kunnen komen, is uitgeput aan het raken en wordt er ook niet jonger op. De vooruitzichten zijn ook voor hem, dat de helft van het pensioen in de portemonnee van de ex mevrouw wordt gestort. En dat hij nog maar lang op een houtje moge bijten en dus zijn nieuwe lief ook; de wraak van de ex is soms forever!


Wraak is de oorzaak van dit soort onhebbelijkheden, ex-vrouwenwraak. Hebben we daar nou zo veel moeite voor gedaan? Voor dit soort gelijke rechten? Werkt dat niet naar twee kanten?

Wat een onhebbelijkheden allemaal in echtscheidingswereld! Natuurlijk ken ik die onhebbelijkheden ook van de kant van vrouwen, veel leed en veel deuken, maar mijn vriendinnen hebben altijd meer op hun eigen kunnen vertrouwd. Ik ben zelf gescheiden met alleen het mijne, geen alimentaties, geen vorderingen. En vooral geen wraakgevoelens. Die maken het leven daarna extra zuur. Wel verdriet, over het niet kunnen volbrengen van de liefdesrelatie en dat is voor mij niet omzetbaar in onhebbelijkheden.

Wat er vooraf gaat aan een scheiding, welke dan ook, is bitter en triest. Maar de grote ellende komt voor velen pas later, als ze ouder zijn. Omdat ze voor die afschuwelijke ‘lieve vrede’ ooit hun handtekening hebben gezet onder het, mijns inziens, vreemde vonnis.

Het moest me even van mijn feministische hart, ik behoor niet tot het zwakke geslacht gelukkig en kan mijn eigen boontjes doppen, de ene keer beter dan de andere. Vaak ben ik fel wat betreft de onhebbelijkheden van sommige vrouwen, vandaag moest het even anders.

De foto’s getuigen van de (Amerikaanse) hardheid van sommige vrouwen, hun wraak is af te lezen aan de divorce-cake, ik zie dat mijn vrienden nog niet doen! Er waren trouwens geen foto’s van dit soort taarten voor wraakzuchtige mannen, dat zegt ook wel iets, toch? Misschien een suggestie? Een gat in de markt? Zou het helpen om hen zich beter te laten voelen?
Ik denk het niet en bovendien zijn dit soort lekkernijen erg kostbaar en kunnen mijn geplukte vrienden hun geld ‘beter’ besteden, jammer genoeg!
Ik hoop dat mijn eventueel (door dit stukje) geïrriteerde vriendinnen het me vergeven, zo niet dan vinden we daar ook wel een taart voor uit. Het weg-eten van sores is duidelijk een vrouwending!


©Gavi Mensch
Maastricht 14-02-2010

Ik ga niets zeggen over carnaval, niets!

Ook niet waarom voor mij carnaval een moeilijk begrip is, net zoals Kerstmis of Pasen. Ik ga niet vertellen dat verplichte feestdagen mij niets zeggen. Ik houd mijn mond erover. Ik ga dus ook niet uitleggen, waarom ik niet verplicht op drie, ooit door het Vaticaan bepaalde dagen uit mijn dak kan gaan. En waarom ik me niet af wil vullen met drank, ook niet voor de vrolijkheid..

Waarom ik niet kan lachen om volwassen mensen die een verkleedpartijtje hebben? Ik zou niet weten wat ik daar nu van moest zeggen. Niet daarvan en niet van wat dit allemaal ooit met religie te maken had. Ik heb daar wel een stukje over geschreven maar dat wil ik nu niet laten lezen, dat komt nog wel een keer.
En over religie ga ik al helemaal niets zeggen, zeker vandaag niet. En morgen en overmorgen ook niet en dinsdag ook niet. Misschien dat ik de biecht meepak op woensdag, er iets tegen de pastoor over zeg, over carnaval bedoel ik. Zolang ik het met hem niet over sex heb, wat voor soort dan ook, moet ik in aanmerking kunnen komen voor het askruisje, grijs staat me goed. Ik zit alleen even met het feit dat ik niets belangrijks op te biechten heb op dit moment; zal ik dan gewoon maar iets verzinnen? Zoals al  diegenen die echt gingen biechten en de opbiechtbare zaken niet vertelden, slechts een fractie van het kwaad dat ze hadden uitgespookt door het roostertje fluisterden en zo absolutie kregen voor het hele pakket?
Het is nu niet gepast om daarover te praten.
Of zal toch maar eerlijk opbiechten wat ik denk van carnaval? Ik heb nog drie dagen de tijd om er in mijn eentje over na te denken. Meer wil ik er nu niet over kwijt. Ik kan alleen maar praten over alles wat niet met carnaval te maken heeft, het probleem is met wie? Hier in Meestrich is iedereen vastelaovend aan het vieren!


©Gavi Mensch
Meestrich, zaoterdag 13 fibberwarie 2010

zaterdag 13 februari 2010

Drie soorten van geluk.

Ik heb voor u, lieve mevrouw, drie soorten van geluk.

De een is tegen stemmen, die gaan er echt van stuk.

De andere is een downer voor als u hyper bent.

De derde is een upper voor het leuks dat u niet kent.

Drie neemt u er dan ’s morgens, het liefst met het ontbijt,

U eet niet? Nou dat klopt dan, zo raakt u zich wel kwijt.

En nog eens drie bij ’t lunchen en ook al eet u niet,

Die drie zijn toch belangrijk, anders blijft het maar verdriet.

En dan nog drie voor ’t slapen gaan. U slaapt ook niet, mevrouw?

Van maagpijn, zegt u en van angst? Nog twee erbij dan gauw.

Over 7 jaar zie ’k u terug. U vindt dat toch te dol?

De wachtlijst voor de wachtlijsten is werkelijk overvol.

Behandeling is duur mevrouw en langzaam bovendien.

De pillen helpen sneller en dan hoeft u niet misschien.

En als u er een eind aanmaakt omdat het toch niet werkt,

Dan wordt de wachtlijst korter, dat heb ik wel gemerkt.

Kom kom, mevrouw, wat pilletjes, maar veertien stuks per dag,

U maakt de apotheker blij, die ontvangt u met een lach.

Dat is een prima bijeffect, men heeft u graag als klant!

En zo hebt u uw blijdschap toch nog zelf in de hand.


Woldhek.nl



©Gavi Mensch
Uit: Gekkengedichtjes
Utrecht: 23-07-2009



.

Vrouwvriendelijke polygamie, een idee?

Nederland gaat buitenlandse huwelijken die uit meer dan twee personen bestaan minder snel erkennen. Minister Hirsch Ballin van Justitie wil een strenger beleid. Uit de Volkskrant van 27-10-2010.

Dat is nou toch jammer, net nu ik na al mijn pogingen om één maatje te vinden voor alles, besloten had dat het er dan maar meer moesten worden. All-in-one lijkt niet te bestaan.
Dus, dacht ik, misschien is het wel handig om voor elk van mijn te vervullen wensen een mijn-heer aan te stellen. Ik ga nog proberen om een verzoek aan de Kroon te richten; dan kan ik, zodra ik mijn-heren vind die aan mijn eisen en wensen kunnen voldoen, gelijk van start met mijn polyandrie-plan.
Mijn wensen? De mijn-heer moet kunnen wat ik ook kan en dus eventueel mijn taak ook over kunnen nemen. Ik heb, denk ik, voor mijn dagelijks leven dus wel een mijn-heer of 5 nodig, zou dat nog kunnen? Ze moeten wel minstens Nederlands, Engels en Spaans spreken en Meestrichs op verzoek. En niet lijken op Hirsch Ballin! Eens kijken hoe ik dat ga aanpakken.......
Ik begin maar met 5 mijn-heren, je moet ergens mee van start!

Mijn-heer 1 is dan voor de psychische ondersteuning; hij moet inzicht hebben in familieproblematiek voor het geval van familieleden met aandachtstekorten, perfectionismen en hormoonschommelingen. Hij moet tegelijkertijd bakken onbaatzuchtige liefde in ons allemaal kunnen blijven storten, realist zijn en een optimistische instelling hebben. Verjaar- en feestdagen organiseren en kaartjes sturen. De wekelijkse verse bloemen halen en schikken. En in het bezit zijn van een zesde zintuig, dat is absoluut noodzakelijk. Hij mag ietsje ouder zijn.

Mijn-heer 2 moet een gezond financieel beleid kunnen voeren en sparen, het bijbehorende papierwerk doen en de goedkope boodschappen. Hij moet de bonusartikelen en aanbiedingen kunnen vinden en tevens een heerlijke en gezonde maaltijd kunnen bereiden met het voordelig ingeslagen materiaal. Ook moet hij natuurlijk tevreden zijn met een statusarme oude boodschappenauto en deze ook onderhouden of een goedkope garage zoeken en meedenken over de reparaties. En af en toe die auto wassen zonder zich daarin te verliezen en als hij dan toch bezig is met water, kan hij gelijk even de ramen zemen, binnen en buiten. Een eind 40-er!

Mijn-heer 3 is praktisch, huishoudelijk en creatief. Zo moet hij op een vrije dag drie wassen kunnen draaien, kleur bij kleur en drogen op de verwarming, indien nodig, en zich douchen voordat het wasrek boven het bad hangt. Daarnaast moet hij stof kunnen zuigen en dweilen. De wc en de bril soppen en de afwas en het aanrecht vlekkeloos achter laten. En ook moet hij kunnen boren en schroeven, handig zijn met Ikeaconstructies, planken en rails kunnen ophangen en kunnen schilderen, ook boven zijn hoofd. Gordijnen maken en ophangen, bijpassende kussensloopjes en tafelkleden kunnen naaien en in plaats van roken moet hij babytruitjes kunnen breien op naalden nummer 3 en vanaf maat 56. Begin 40, beetje flexibel.

Mijn-heer 4 is er voor de gelegenheden dat ik een man naast me nodig heb, bijvoorbeeld om Ziggo te kunnen tekkelen die mij ongevraagd modems en enorme rekeningen stuurt en mevrouwtje tegen mij zegt. Goed gekleed meegaan naar bruiloften en partijen, afgunst opwekken bij de rest van het gezelschap, mij 'en plein publique' liefdevol aanhalen en loze praatjes maken met oninteressante mensen, voor de PR. Dat scheelt allemaal in meewarige blikken. Ongekleed mag hij thuis verder PR-en, maar dan in de vorm van Persoonlijke Relatie, liefde- en begripvol, elegant en innovatief. Een 50+-er in goede lichamelijke conditie.
De andere mijn-heren kunnen volstaan met een simpele doch lieve nachtkus en een welgemeend welterusten. Ik houd het bij één PR man, de anderen leven vrijwel celibatair, helaas het zij zo!

Mijn-heer 5 is er voor de vervanging, voor als mijn andere heren ongesteld zijn, hun taken niet naar behoren kunnen uitvoeren of een time out krijgen bij hun moeders. En als er klussen zijn die de andere mijn-heren niet kunnen klaren, ook in het geval van indispositie van mijn-heer 4; leeftijd tussen de 35 en 55 en stilletjes aanwezig,

Alle mijn-heren werken, hebben een fulltime baan, anders komen we financieel niet rond, luieren is er niet bij. Een uurtje vissen moeten ze van hun eigen tijd afhalen, spijbelen dus en zich er vooral schuldig over voelen. Liefst zien ze er allemaal lekker uit, weinig tot geen mankementen, geestelijk in redelijke conditie, geen rugzakken of veeleisende ex-en, geen kinderen en absoluut geen dominante trekjes. Ik vraag verder van hen niet meer dan ik van mijzelf vraag.
Ik ga nu deze reële aanvraag vast wegsturen, misschien haal ik het nog net. De mijn-heren vind ik vast nog wel. Tot die tijd kan ik het allemaal nog wel even alleen.


©Gavi Mensch
Maastricht, 27-01-2010.

ps. Lieve vrienden, geen paniek, het is niet persoonlijk bedoeld, het is maar een schrijfsel!    ;-)

maandag 8 februari 2010

Spiegels en illusies.

Ik ben niet zo gek op spiegels, eigenlijk nooit geweest. Ik vind antieke spiegels wel mooie wandversiering en een enkele keer heb ik oude spiegels in mijn huis hangen, heel hoog of staan, heel laag, om aan “optisch bedrog” te doen, soms vergroot ik zo een te kleine ruimte.
Maar optisch bedrog voor mijzelf werkt niet, ik zie in een spiegel meer dan dat ik voel.
Zoals vanmorgen. Ik ben volgens de badkamerspiegel wakker geworden met een leeuwenkop, wat platgedrukte krullen, enkele te lange plukken recht omhoog en  de rest pluizig van de droogte, cv is slecht voor alles, behalve voor de kou.
Ik zie een redelijk enthousiaste maar onverzorgde kop met haar en een gezicht dat enigszins verkreukeld is van de woelige nacht, ik droom de laatste tijd vrolijk en veel, over mijn illusies. Ik probeer alleen mijn haar te fatsoeneren, met natte handen knijp ik mijn pluizen weer tot krullen, zonder dat het geheel fatsoenlijk wordt.
Gelukkig is het koopzondag, naar de kapper dus! Op naar Maria, die knipt alle dagen van de week, met passie en voor een zacht prijsje. Maar ik ben niet enige, duizenden zijn ook op weg naar een Maria of gaan geldverslindend zondagshopen. Maastricht is beroemd om zijn koopzondagen, geen crisis hier. Hoe doen ze dat toch?
De aanwijzingen voor alle parkeergarages is: 'Vol', maar ik laat me daar niet door afschrikken. Ik ga op de parkeerwachtlijst en uiteindelijk valt het wel mee, binnen vijf minuten sta ik diep onder de grond.
Zie je nou wel, Wilders, vol is helemaal niet vol, er is altijd nog wel een plekje voor een oude, uit het buitenland geïmporteerde Twingo!
Bij Maria is het rustig en ik ben gelijk aan de beurt. Zij is een goede kapster, een echte, ze babbelt over van alles en nog wat en vandaag doet haar 7 jarige dochtertje ook een duit in het zakje. “Waarom laat jij je haar knippen, houd je niet van lang haar?” vraagt ze terwijl ze haar lange vlecht met een volwassen damesgebaartje over haar schouder zwiept. “Jawel”, zeg ik vrolijk, “ik heb altijd lang haar gehad, maar het past niet zo erg meer bij mijn gezicht, ik word een beetje te oud voor lange vlechten”. Ze knikt bevestigend en Maria en ik schieten in de lach, ik ietwat zurig. “Zal ik het weer in model knippen?”, vraagt ze, alsof mijn krullen ooit in model willen. “Doe maar”, zeg ik, “alles is beter dan dit.” En terwijl haar dochter vrolijk doorgaat over oude hoofden en lange vlechten, knipt de moeder vakkundig en enthousiast mijn pluiskrullen eraf en voor ik er erg in heb is mijn haar kort, erg kort. En daar is dus niets meer aan te doen. Maria ziet mijn verschrikte gezicht in de spiegel en grijpt naar een bus met foam en de föhn en doet haar best om de plukjes weer wat krulvorm te geven. Het wordt alleen maar erger; het zij zo! Ik bedank en betaal en eenmaal buiten haal ik mijn handen door het overgebleven haar, ik probeer het in de war te krijgen, onmogelijk met al dat foamstijfsel erin. Het voelt als een mevrouwenkapsel en het is kort, erg kort.
Ik bel mijn dochter die ook ergens in het centrum is en spreek af om koffie te drinken bij Selexyz. ”Poeh”, zegt ze als ze me ziet, “wat zit je haar leuk!” Mijn Spaanse schoonzoon beaamt het en zegt: “Pareces más joven”. “Je lijkt wel jonger”, denk ik in mijzelf, “lijkt, je lijkt wel jonger..... maar je bent het niet en het voelt ook niet zo!” Ik grijns en houd mijn gedachten voor me. Ik koop nog een boek: de jongensjaren van wijlen Martin Bril, nostalgische momenten van de jaren ’60 en ’70, mijn jaren. Tekenend voor mijn gemoedstoestand van het moment? Dan race ik terug naar de parkeergarage, 2 euro per uur maakt dat je weer gaat joggen, en ontdek dat ik door de herrie van de garage en mijn ene en tijdelijk dove oor, het ‘je-licht-staat-nog-aan-ouwetje’ alarm niet gehoord heb! Een lege accu dus en de rest van het verhaal even in het kort. Parkeergaragebediende kan hem niet aan de praat krijgen met accu-oplader en duwt me van het hobbeltje af, van niveau -3 naar -4 ( past in mijn dag), versnelling in zijn twee en niks. Wegenwacht gebeld, duurt een uur, mijn dochter houdt me braaf gezelschap, ik hoef niet te betalen voor de pechtijd en ruim anderhalf uur later dan gepland rijd ik de grote weg op, even opladen.
Thuisgekomen is het eerste dat ik doe in de spiegel kijken. Opgeknapt? Jonger?
Ik zie een nu weinig enthousiaste kop, wel verzorgd, de halve en gesteven krullen keurig in het model. Het verkreukelde gezicht is er nog, ouder? Nee, niet ouder niet jonger, gewoon zoals ik ben.

Kortom, ik houd niet zo van spiegels, veel te realistisch, mijn leeftijd is er een van kaarslicht, hier en daar hoge spiegels als wandversiering en veel dromen over bijna onmogelijke zaken. En vrolijk wakker worden met illusies én een leeuwenkop.



©Gavi Mensch
Maastricht, 12-02-2010

vrijdag 5 februari 2010

Krijsers.




Op het speelpleintje voor mijn huis krijst sinds enkele uren een jongetje van een jaar of vier. Als hij niet krijsend huilt, dan geeft hij krijsend bevelen aan de andere kinderen, waarvan sommigen zich angstig hebben opgesteld aan de rand van het veldje, ver weg van de speeltoestelletjes die het jongetje als vanzelfsprekend in beslag heeft genomen. Allemaal. Als een van de andere kinderen een poging waagt om het springveren hobbelpaard te bestijgen, zet het kind een keel op. Ik hoor een enkel ander kind, op afstand, een poging wagen om hem tot rede te brengen: ”We mogen toch allemaal wel even op het paard, het is voor iedereen, ik vind jou niet zo aardig”. Des te vriendelijker ze proberen te praten, des te luider wordt het schreeuwen van het kleine tirannetje.

Een heel verlegen meisje dat met haar vinger in haar mond het spektakel vanuit een veilig hoekje aanschouwt wordt door de schreeuwlelijk aangewezen als de enige die met hem mag spelen op de toestellen, maar ze wil niet, slaat haar ogen neer en schudt haar hoofd. Het ventje ontsteekt weer in woede en krijst dat ze moet! Huilend loopt het meisje van het pleintje af en gaat de voortuin in van het huis waar zij woont. Het jongetje loopt achter haar aan en geeft haar een schop tegen de benen precies op het moment dat haar moeder naar buiten komt. “Dat mag niet”, zegt de moeder, “dat is niet aardig. Anoukje mag ook spelen en jij mag niet schoppen”. Het jongetje kijkt haar ongelovig aan, loopt op haar af, trekt Anouk in het voorbijgaan aan haar haar, zet zijn handjes in zijn zij en gilt dan naar de moeder:”Stomme hoer” en loopt dan rustig de voortuin weer uit. De moeder trekt haar dochtertje mee naar binnen en doet de deur dicht.


Ondertussen hangen, net zoals ik aardig wat mensen uit hun raam om te kijken waar al het lawaai vandaan komt. De andere kinderen staan met open mond te kijken, de meeste lijken verbaasd over de durf van het monstertje, één zegt stoer dat hij het aan de moeder van het jongetje gaat vertellen en loopt vervolgens weg. Het ventje zet het weer op een krijsen en trapt een paar keer tegen de prullenbak die aan het hekje hangt en gaat dan triomfantelijk op het hobbelpaard zitten. De andere kinderen bewegen zich amper en lijken af te wachten wat er nog meer gaat gebeuren.

Dan komt de moeder van het jongetje aangelopen, trekt hem ruw van het hobbelpaard af zodat hij op de grond valt en ja hoor, hij krijst weer. Hij schreeuwt van alles naar zijn moeder. De vocabulaire is geenszins die van een vierjarige; de moeder verblikt of verbloost niet. Ze zet, net zoals haar nazaat, haar handen in de zij en geeft hem antwoord met een zelfde schreeuwstem en het is duidelijk waar het ventje zijn woordenschat vandaan heeft.

Ik schaam me dat ik niet aangekleed ben en naar beneden kan gaan om nog te redden wat er te redden valt, de moeder kalmeren, het ventje kalmeren, aangeven dat er iets erg fout gaat, uitleggen wat er gebeurd is. Maar de moeder pakt het ventje aan een arm van de grond en zet hem op het hobbelpaard. Dan kijkt ze in het rond, eerst langs de kinderen en dan langs de ramen en de toeschouwers in de voortuinen en op straat. Dan zet ook zij het op een krijsen, tegen ons, of we geen tv hebben, of we het soms beter weten. En dan tegen de kinderen: ”Als jullie hem pesten wordt ie zó, eigen schuld, zoek het maar uit! “ En dan draait ze zich om en loopt weg. Het ventje zit met een stralende glimlach op het hobbelpaard en kijkt triomfantelijk in het rond. De andere kinderen pakken hun spullen en maken aanstalten om naar huis te gaan, waarschijnlijk om verslag te doen.

Eén moeder, echter, loopt naar het ventje toe, tilt hem rustig van het hobbelpaard zet hem op zijn beentjes, zakt op haar hurken, kijkt het beduusde jongetje in de ogen en zegt: “Wij hebben vandaag patatjes en Peter mag zijn vriendjes meebrengen. Ben jij een vriendje van Peter?” Peter die half achter haar staat schudt zijn hoofd, maar het ventje zegt van ja. Dan zegt de moeder dat hij dan maar thuis moet gaan om te vragen of hij bij Peter mag eten. Maar het ventje kijkt haar een beetje sip aan en zegt dat hij dat niet hoeft te vragen. De moeder van Peter glimlacht en zegt dat hij dat toch moet doen en dat zijn moeder hem maar even moet brengen, anders is ze misschien ongerust. Het ventje staart haar nu ongelovig aan en schreeuwt: “Ongerust, mijn moeder is uitgerust, die ligt de hele dag op de bank. Mijn moeder gaat me niet naar jouw huis brengen, trut!” En met die woorden laat hij de verblufte moeder staan en loopt weg.

Peter trekt aan zijn moeder en wil duidelijk weg van het pleintje. De andere kinderen kijken nog even in de richting waarin de schreeuwlelijk is gelopen en nemen dan het speelveldje weer in beslag. Ik steek mijn duimen omhoog naar de moeder van Peter en ze lacht een beetje schuchter. “Goed gedaan”, zeg ik. Ze haalt een beetje vertwijfeld haar schouders op en zwaait even. Dan loopt ze weg, met Peter aan haar hand.

Ik bewonder inventieve moeders, ze zijn de enigen die de strijd met zo’n kleine Wilders aankunnen en aandurven. De rest is ingedut of angstig.

Zo werkt dat nu in Nederland.





©Gavi Mensch
Utrecht, 6-6-09.

©All rights reserved 2009

.

donderdag 4 februari 2010

Gaan we slapen of kussen?


Of was het anders om?

Ik herinner me alleen de strekking van de vraag, het gebrek aan passie, het te veel aan voorzichtigheid en mijn reactie: ‘Kussen!’ Met mijn passie voor kussen zit het wel goed, mijn passie voor slapen is iets minder groot, zeker als ik iets anders, iets beters in het vooruitzicht heb.

Ik heb soms groot gebrek aan kussen, lieve kussen en lekkere kussen, zachte kussen op lippen en haren, op mijn lijf, mijn velletje, kussen in de handpalm of op mijn ogen. Ik mis ook het dagelijkse kuswerk, het huidcontact. Ik kan wel zonder praten (je gelooft het niet) maar niet zonder aanraken. Ik ontvang graag kussen en ik geef ze met passie. Dus mij hoef je zo’n vraag nooit te stellen!

Nooit? Het ligt er natuurlijk wel aan wie de kusser is.

Van baby’s en kinderen kan ik eigenlijk alles wel hebben. Van volwassenen niet altijd. Ik moet wel van hen houden en zij van mij. Ik ga natuurlijk niet zomaar spontaan heftig zoenen met iemand die ik niet ken. Veel mannen kunnen niet zo goed zoenen en doen maar een dotje. Veel vrouwen kussen met lucht op mijn wangen of liever gezegd, net er naast. Geen lipstickvlekken, geen damesvelletje aanraken met je lippen. Mensen die in de lucht kussen, kus ik daarna nog één keer vol op de wangen om te kijken of ze het begrijpen. Doen ze dat niet, dan kus ik hen niet meer. Zelfs niet volgens protocol. De volgende keer knik ik vriendelijk en zeg hen op afstand gedag, wend een verkoudheid voor of als het echt niet anders kan geef ik hen een hand.

Ik houd niet van handen schudden, vaak zijn handjes slap of plakkerig en ik vind het maar een beetje rare gewoonte. In Frankrijk kwam ik er niet onderuit, ik werd er soms een beetje giechelig van, duizend keer handjes schudden, soms wel meerdere keren per dag met de zelfde mensen. Als ik een hand schud dat is dat zakelijk en stevig.

Het is moeilijk handen schudden met iemand die je al eens een luchtkus heeft gegeven, eigenlijk heeft die zijn kans gemist. Ik kan, als ik die persoon nog een tweede kans wil geven, een omhelzing voorstellen. Als dat goed gaat, ben ik ook wel tevreden.

Kussen en ook omhelzen zijn voor mij prettige bezigheden. Wetend dat er aan de andere kant van mijn lippen en armen een lijf met ingebouwd mensch zit, ga ik ervoor. Ik kus met passie en klem in mijn armen. Met een lach, soms met een grapje om de weerstand van de ander te breken. Ik vind het heerlijk!


Mijn vriendinnen en vrienden, mijn zielsverwanten en mijn kinderen kus ik op de lippen, daar zijn ze voor. In het begin was dat voor mij ook een beetje wennen. Maar al gauw had ik door hoe echt zo’n kus is, wat je er allemaal mee kunt uitdrukken! Kussen op lippen zijn er in soorten en maten. Ik ga niet “kopkluiven” met de mijnen. Ik wil dat wel doen als ik mijn hoofd verlies in het vuur van de liefde, maar binnen de perken, niet in plaats van complete mond en keelverzorging!

Lippen van mijn menschen worden door mij gekust met de mond dicht en de lippen getuit. De lippen van mijn lief kus ik zonder tuiten, dat is nog dichterbij. Maar daar is hij dan ook mijn lief voor. En de lippen van mijn kindertjes kus ik met vrolijkheid, luchtig en blij. Het is heerlijk kussen met mijn nakomelingen, dat is tenminste iets dat ik ze heb kunnen meegeven. Geen van twee (nu al vier) zijn het handengevers. Ze kunnen “uit de kunst” kussen en omhelzen. Een beetje na-hangen in de hals en dan nog een kus, klaar! Ze doen het ook bij elkaar en natuurlijk met hun geliefdes en het ziet er prettig en intens uit. Ik vind dat ook heerlijk; zo’n contact voel ik nog even tintelen, ik haal daar een boel energie uit, energie om weer van alle soorten liefs weg te kunnen geven.

De Hollandse driekus en de bijbehorende rommelige hoofdbewegingen zijn niet echt aan mij besteed. Soms leidt dat toch nog tot een kus op de mond of neus en een zenuwachtig lachje, wat ongemakkelijk gedoe. Tegenwoordig plant ik kordaat een smakkerd met lippen en geluid op een wang en gooi dan mijn hoofd naar achter om het resultaat te bekijken. Die andere twee kussen hoeven dan vaak niet meer. Ik wil wel drie kussen planten, wel tien als het moet, maar dan met lippen op de huid. De driekus is daar niet voor bedoeld. Ik wil er al jaren vanaf, verkondig dat ook, maar wat kussen betreft is Nederland conservatief. Met de driekus lijken we in ieder geval mensen met passie voor aanraken.

Het tegendeel is waar. We houden van ons persoonlijk territorium. Ikzelf ook. Ik merk dat als ik in Spanje ben waar de mensen op een heel leeg strand hun handdoek naast die van mij leggen of in de rij voor de kassa van de supermarkt waar men doorlopend tegen je aan duwt. Afstands- en wachtstrepen bij de bankloketten worden daar beschouwd als versiering. In Spanje wordt ook wel geluchtkust maar tegelijkertijd wordt er aangeraakt. Hier is dat verboden. We vinden het toch maar eng, al dat lijfelijke gedoe. Leuk voor in bed, met de juiste persoon, verder houdt de Hollander van afstand.

Kopkluiven, zoals een cabaretière het uitgebreide tong en huigzoenen noemde, wordt alleen gedaan door de rebellen, jongeren die lekker overal lak aan hebben en ongeremde metroseksuelen. Ik heb ooit (heel kort) een vriendje gehad die niet kon kussen. Hij trok zijn mond open, klemde die over mijn gezicht en stak zijn tong in mijn slokdarm. Uitermate onaangenaam. Weinig passie voor zoenen had ik, volgens hem een beetje frigide. Kopkluiven is niet het mijne dus. Ik word daar niet vrolijk van.

Kussen als ik verliefd ben of gemaakt word is aftasten met lippen, voorzichtig. Het is een lief intermezzo waar eventueel een spannend voorspel van gemaakt kan worden. Het is dwalen met lippen over de huid van je lief en verdwalen en weer de weg terug vinden. Soms raak ik daar nog gewoon de kluts van kwijt. En als het te lang lekker is wil ik doorgaan, nooit meer stoppen. Dan hoeft niemand meer te vragen of we gaan slapen! Kussen, veel kussen en daarna zien we wel weer verder.



©Gavi Mensch
Rotterdam, 21-1-2009




Update 2012 http://www.hln.be/hln/nl/33/Fit-Gezond/article/detail/1467015/2012/07/09/Vijf-gezonde-redenen-om-veel-vaker-te-kussen.dhtml



Godvergeten landschap

Het is een godvergeten landschap

De naargeestige polder oeverloos

Geen rem voor het oog, geen geluid

Slechts modder die uit de hemel valt



De godvrezenden in hun huizen

De puntdaken rood, alle pret is buiten

Binnen bidden ze voor aandacht

Buiten lopen koeien in een wei



Depressies op het eiland

Ongelezen kranten voor de ramen

Vogels, die schrikken van een lach

Vliegen door het gevallen grijs



Jezus, wat ben je kil

Zeeuws polderland

Op herfstzondag





© Gavi Mensch
Oktober 1997 - November 2008